Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMuzijk.Met leedwezen kondigen wij reeds hiermede het Publiek het einde aan der taak, met de zuiverste en belangeloosste bedoeling door ons vóór weinige maanden aangeslagen, en waarmede wij, naar ons vermogen en het bepaald bestek van dit Maandwerk, aan eene nog onvervulde behoefte poogden te gemoet te komen, ter bevordering van Muzikale volkomenheid, en tevens, waar zulks behoudens de opregtheid kon geschieden, ter handhaving van den Vaderlandschen 10em, te dikwerf ook in dezen bij Buitenlanders, door eenzijdige of verkeerde opgave, te onregte verdonkerd. Dan, hoezeer van den eenen kant door de goedkeuring van deskundigen bemoedigd, hebben wij van de andere zijde al aanstonds zoodanige tegenwerking ondervonden, als ons ten laatste heeft doen besluiten, ondanks den ruimsten overvloed en de meeste verscheidenheid van stoffeGa naar voetnoot(*), dezen arbeid vooralsnog te staken. En wij achten ons, van wege de betoonde belangstelling des welgezinden Publieks, verpligt, openlijk en rondborstig de redenen te vermelden, welke ons, in weerwil van genoemden bijval, bewogen hebben, tot gunstiger gelegenheid, deze Muzijkbeschouwing op te schorten. Kunt ge het u verbeelden, Lezers, dat deze onze bescheidene, en, zoo wij nederig vertrouwen, niet geheel onoordeelkundige, beschouwingen ons den haat van eene anderzins verdienstelijke Maatschappij tot die mate hebben op den hals gehaald, dat Zij heeft kunnen goedvinden, om (als zuchtte de Vaderlandsche Drukpers nog onder Franschen dwang!) zich | |
[pagina 259]
| |
deswege te wenden tot het openbaar Gezag? Kunt ge gelooven, dat men, van den kant des Muzikalen Ligchaams, de laagheid tot het uiterste gedreven heeft, van slechts vooronderstelde Medewerkers openlijk te honen, en, behalve openlijke aanrandingen in andere TijdschriftenGa naar voetnoot(*) en bijzondere vervoegingen tot de Policie, zich te bedienen van intrigue, bespieding en omkooping, de toevlugt te nemen tot bedreigingen van persoonlijke mishandeling, en wat des meer zij? Kunt ge gelooven..... Dan, genoeg; ja te veel reeds voor de Eeuw, die wij beleven, en op verlichting zoo hooge aanspraak maakt! - Inderdaad, zoo alhier het publiek Gezag kon worden ingeroepen, dan waren het geenszins de beoordeelden, maar de beoordeelaars, ten wier behoeve hetzelve zich behoorde, en ook voorzeker zou verklaren. Doch, even weinig als wij in dezen Deszelfs bijstand en bescherming verzochten of verlangden, hadden wij eenige reden, om hetzelve, of ook eenig bijzonder persoon, te schromen. Of is de Drukpers, na de heilrijke Omwenteling, die ons van het uitheemsche juk onthief, niet vrij, gelijk weleer? En kan alzoo het Bestuur eenig ander gezag op haar oefenen, dan voor zoo verre zij bestond, den Staat, den Godsdienst, de goede Zeden, of ook de zedelijkheid van eenig Individu, opzettelijk aan te randen? - En wat de aangeduide bedreigingen van heimelijke wraakoefening voor ingebeelde beleedigingen betreft, door dezen bullebak, voor het kindsch verstand naauw goed genoeg, zouden wij alvast ons in het geringste niet hebben laten vervaren. ‘Maar, wat heeft dan Ul. eigenlijk bewogen, dezen arbeid te staken?’ meenen wij eenigen te hooren vragen. Dit, Lezers! - Ons erkende doel, zoo belangeloos en, wij durven het zeggen, zoo edel als eenig doel ter wereld zijn kan, was, op den staat van ons Muzijkwezen, zoo mogelijk, ten goede te werken; door gepaste aanmoediging ter eene, door bescheidene, doch tevens openhartige teregtwijzing, ter andere zijde, hetzelve meer en meer te helpen verheffen tot des- | |
[pagina 260]
| |
zelfs oorspronkelijke en te vaak miskende verhevenheid en luister; door juiste kenschetsing van echte talenten, door nuttige aanwijzing van algemeene of bijzondere gebreken, met vermelding van de vereischte hulpmiddelen, door heilzame berisping van overdrevene aanmatiging of onbeperkte eigenliefde, enz. enz. mede te werken tot regte waardering van derzelver beoefenaars; en tevens, door gepaste aanduiding van wenschelijke verordeningen en verbeteringen, en wegruiming van nog bestaande vooroordeelen, het onze toe te brengen tot verhooging van den toestand en de achting der zoodanigen, die deze edele kunst ex professo oefenen. Dan, dit ons doel kan alleen bereikt worden door de vereenigde zamenwerking van allen, die daarbij belang hebben, of daartoe in eenige betrekking staan. Maatschappijen, Meesters, Liefhebbers, allen behooren de handen ineen te slaan. Verbittert men zich, in stede van zich te verbeteren; drijft valsche eerzucht, en, wat nog erger is, vuige eigenbaat steeds boven, ter ondermijning van ware kunst zoo wel, als algemeen belang; heerscht losbandigheid en nijd en afgunst, voor orde en welwillendheid en edelen naijver; wordt alle letterkundige, ja schier alle wetenschappelijke kennis en opleiding verwaarloosd, en eene goede, oordeelkundige praktijk mogelijk geacht, zonder eene grondige theorie, welke eigenlijk de ziel, terwijl gene slechts het ligchaam is, - nimmer, neen nimmer zal, ook in dezen, iet groots of goeds tot stand komen. De genomene proeve schijnt, helaas! ons te bewijzen, dat, onverminderd den regtmatigen lof van een aantal kundige beoefenaars, het Muzijkwezen in ons Vaderland nog bij lange niet rijp is voor eenige, hoezeer gewenschte, hervorming, of zelfs aanmerkelijke verbetering. En waartoe, bij deze treurige overtuiging, onze rust en ons genoegen noodeloos opgeofferd of in de waagschaal gesteld? Billijkerwijze, geachte Lezers, kan wel niemand uwer, in de gegevene omstandigheden, zoodanig offer duurzaam van ons vorderen. Wij besluiten dan, in hoop op gunstiger tijdstip, vooreerst hiermede dezen onzen arbeid; terwijl de goedkeuring der weldenkenden, en inzonderheid de bewustheid van het goede gewild en naar vermogen bevorderd te hebben, ons steeds ter belooning verstrekt.
No. III. Meng. bl. 150. reg. 13. leze men: koolstoffig waterstofgas. No. IV. Meng. bl. 160. reg. 8 van ond. staat zijn, Iees zij. |
|