| |
Verslag van twee onderscheidene soorten van spaarbanken (Saving-Banks), ten dienste van de lagere klasse der maatschappij in Schotland opgerigt.
(Getrokken uit The Edimburgh Review, or Critical Journal, N. XLIX. Junij, 1815.)
(Medegedeeld door den Heer r. scherenberg, Lid der Commissie tot onderzoek naar den staat der Armen in dit Koningrijk.)
Daar men in Schotland de behoeste gevoelde, om aan de lagere klasse der Maatschappij, en vooral aan de werk- en ambachtslieden, de gelegenheid te geven, om van hunne geringe bezuinigingen zeker te kunnen zijn, en tevens dezelve met zekerheid te kunnen aanleggen, ten einde zij daarvan eene matige interest konden genieten; terwijl men meende, dat de, in de laatste Eeuw, bijna overal opgerigte Friendly Societies, in het Rijk van Grootbrittanje, hoezeer dezelve veel nut gesticht hebben, en nog stichten, echter op de wijze, zoo als die thans bestaan, aan eenige zwarigheden onderworpen zijn: zoo is men bedacht geweest, om interest gevende Spaarbanken, ten dienste van de geringere klasse der Maarschappij, op te rigten.
De te Edimburg opgerigte Spaarbank is de eenvoudigste, zoo wel in derzelver beginsel, als in hare werkzaamheden.
| |
| |
Iedere behoestige kan zijne geringe besparing, mits niet minder dan een (Eng.) schelling bedragende, inleggen, en is volkomen meester om te allen tijde zijne inlage terug te vorderen.
Alle maandagen wordt een uur zitting gehouden tot het ontvangen en uitbetalen van geld.
Deze Spaarbank geeft aan de daarin deelnemenden eene interest à vier ten honderd per jaar berekend, welke zij meester zijn te ontvangen; doch welke de meeste deelnemers verkiezen bij het kapitaal te laten oploopen, en welke interest alsdan op het einde des jaars tot het kapitaal geslagen wordt.
Deze interest wordt maandsgewijs berekend, en van dagen of gedeelten eener maand wordt geene interest betaald.
Ook wordt van geene lagere som dan van twaalf schellingen zes pence interest betaald, (gevende deze som, tegen vier perCt., een' halven penning interest per maand) of van geene breuken dezer som, waarvan derhalve de maandelijksche interest geenen halven penning bedraagt.
De Directie dezer Spaarbank wordt door eenige welwillende lieden gratis waargenomen; de onkosten der administratie zijn dus zeer gering, en bepalen zich tot de kantoorbehoeften en het noodige locaal; de kosten daartoe worden uit de geringe bezuiniging of winst gevonden, die ontstaat door het niet betalen der interest van onvoltallige maanden, of van breuken van twaalf schellingen zes pence.
De Directie dezer Spaarbank stort het geld, dat zij van hare deelnemers ontvangt, in de Edimburger groote Bank, en geniet van deze ook vier perCt. interest.
Ten einde de verantwoordelijkheid der Spaarbank jegens de deelnemers te verminderen, en de werkzaamheden derzelve zoo veel mogelijk te vereenvoudigen, geeft de Directie dezer Spaarbank aan elken deelnemer, zoodra het door hem ingelegde geld tot eene som van tien £ is opgeloopen, hetwelk de geringste som is, welke men in de groote Edimburger Bank plaatsen kan, daarvoor eene originele interest-gevende banknoot der groote Bank; doch continueert de Spaarbank, als te voren, zijne geringe bezuiniging te ontvangen, indien hij met het inleggen wil voortgaan. De Directie der Edimburger Spaarbank meent ook, buiten de meerdere zekerheid voor de geldschieters, hierin nog het voordeel te zien, dat een behoeftige daglooner of handwerksman niet zoo
| |
| |
ligt in de verzoeking zal komen, eene interest-gevende banknoot van tien £ te gelde te maken, als wanneer hij dit bij kleine gedeelten uit de Spaarbank terug konde vorderen.
De wijze van boekhouden dezer Spaarbank is mede op de allereenvoudigste wijze ingerigt, en door dezelve worden alleen de drie navolgende boeken gehouden: No. 1. Een Legger, waarin elk geldinlegger zijn folio heeft, op welk aangeteekend wordt, met dag en datum, zijne inlage, alsmede wanneer hij eenig geld terugvordert, en op welk in eene bijzondere kolom, op het einde van het jaar, uit het interestboek wordt overgebragt het beloop der aan hem onbetaald gebleven gelden der interest, en welke, bij het saldo van zijne inlage gevoegd, den eersten post te zijnen behoeve op den legger van het volgende jaar uitmaakt. No. 2. Een Interestrekeningboek, hetwelk uit twee gedeelten bestaat, toonende het eene gedeelte aan de aan elken inlegger betaalde interest, en het andere de onbetaalde interest: de slotsommen dezer beide gedeelten worden op het einde van het jaar zamengevoegd, en maken uit het geheele beloop der interest, ten laste der Spaarbank loopende; en wanneer men dit aftrekt van de interest, door de groote Edimburger Bank aan de Spaarbank te goed gedaan wordende, maakt het overschot ('t welk veroorzaakt wordt door het niet betalen van de interest der onvoltallige maanden en der breuken van twaalf schellilngen zes pence) de winst of bezuiniging der Spaarbank uit. No. 3. Een Kasboek, hetwelk den staat der kasse van de Spaarbank inhoudt, en tevens zoodanig is ingerigt, dat het tot eene Controle strekt van de rekening-courant der Spaarbank met de Edimburger groote Bank.
Aan ieder deelnemer of inlegger wordt eene kopij of duplicaat afgegeven van zijne rekening in den legger, opdat hij altoos zien kan, hoe de staat zijner rekening is. Telkens, wanneer hij geld inlegt of terugvordert, wordt dit door den persoon der Bank, aan wien hij de gelden afgeeft, of van wien hij het geld ontvangt, op dit duplicaat eigenhandig aangeschreven, met uitdrukking der som zoo wel in schrist als getallen, en met bijvoeging van zijnen naam of paraphe, waartoe zoo wel op het duplicaat als op den legger eene bijzondere kolom is aangewezen.
De werkzaamheden dezer Spaarbank zijn dus zoo eenvoudig, als het beginsel zelve; en daar niemand gedwongen
| |
| |
wordt, een' penning meerder in te leggen, dan hij zelf verkiest, en hij aan geene inlage op bepaalde of vastgestelde tijden verbonden, en daarenboven volkomen meester is, om te allen tijde zijne inlage en interest terug te vorderen, zoo wordt niemand afgeschrfkt om daarin deel te nemen; en de meeste deelnemers trachten, daar juist deze gemakkelijkheid hun een volkomen vertrouwen inboezemt, hun bezuinigd klein kapitaaltje door aanhoudende kleine bijdragen te vermeerderen, ten einde zich tegen den ouden dag, of bij het overkomen van ziekten of andere ongevallen, van eenen waarborg te verzekeren.
Eene zoodanige inrigting kan dus niet alleen in dit opzigt van een uitgebreid nut voor den behoeftigen stand worden, en hierdoor medewerken, om het verval tot armoede voor te komer; maar dezelve heeft, in hare gevolgen, het bijna nog grootere nut, dat zij aan de lagere klasse den lust tot sparen inboeremt, hen daardoor dikwijls van nuttelooze en meestal schadelijke verkwistingen afhoudt, en dus tevens kan medewerken tot verbetering der zeden en vermeerdering der nijverheid.
Wanneer men slechts aanneemt, dat een deelnemer twee schellingen 's weeks inlegt, en deze inlage gedurende twintig jaren voortzet, zoo beloopt dit zonder de interest reeds eene som van 104 £. 12 ß., en de interest volgens den tax der Edimburger Spaarbank zal 53 £. bedragen; zoodat zulk een inlegger zich, na twintig jaren, eigenaar zal zien van een kapitaal van 157 £. 12 ß., hetgeen op zijnen onden dag hem tot eene ware ondersteuning kan verstrekken.
De Spaarbank, te Ruthwell opgerigt, is eenigermate op andere gronden gevestigd, en op verre na zoo eenvoudig niet, noch in hare werking, noch in hare administratie.
1. De Ruthweller Spaarbank doet onderzoek naar den ouderdom, de huisselijke omstandigheden en het zedelijk gedrag der deelnemers of leden, en staat ingevolge daarvan meerdere of mindere voorregten toe.
2. De oprigter dezer Bank heeft ook gemeend, door het bepalen van eenige paenaliteiten en belooningen, de deelnemers te moeten aansporen tot het blijven continuéren hunner inlagen.
3. Ten einde eenige extra-belooningen en aanmoedigingen te kunnen uitkeeren, is er een hulpfonds opgerigt uit de bij- | |
| |
dragen der begunstigers dezer instelling, welke daarvoor tot honoraire en extraordinaire leden worden aangenomen; en tot welk hulpfonds verder gebragt worden de voordeelen, ontstaande uit eene ongelijke uitdeeling van interest aan de leden.
4. De ordinaire leden zijn de behoeftigen, welke hunne besparingen inleggen; maar ieder persoon, die jaarlijks aan het hulpfonds vijf schellingen betaalt, of in ééns eene gift van twee ponden doet, wordt extraordinair lid; en om honoraire leden te worden, moet men aan het hulpfonds jaarlijks één pond betalen, of wel aan hetzelve in ééns vijf ponden geven; daarenboven zijn ex officio honoraire leden de Lord Luitenant, Vice-Luitenant en de Sheriff van het Graafschap, alsmede de van wege het Graafschap benoemde leden tot het Parlement.
5. De algemeene bezigheden dezer Spaarbank zijn in de eerste plaats toebetrouwd aan een Collegie van Directie, bestaande uit één Gouverneur, vijf Direeteurs, één Thesaurier en één of meer Voogden of Toezieners, welke allen gekozen worden uit de honoraire en extraordinaire leden; doch, zoo er geene genoegzame leden onder hen gevonden worden, die deze posten willen aannemen, wordt het ontbrekende getal aangevuld uit ordinaire leden, welke voor hunne eigene rekening niet minder dan één pond 's jaars hebben ingelegd. Dit Collegie van Directie, echter, is ondergeschikt aan het permanent Committé, bestaande uit vijftien personen, die, om daartoe verkiesbaar te zijn, dezelfde kwaliteiten moeten hebben, als vereischt worden voor de leden van het Collegie van Directie; en dit permanent Committé is op zijne beurt onderworpen aan de algemeene Vergadering, welke zamengesteld is uit de honoraire en extraordinaire leden, en alle ordinaire leden, welke gedurende zes maanden ingelegd hebben, en wier inlage niet minder dan twintig schellingen beloopt; en in deze Vergadering berust de opperste magt, zoo wel van wetgeving, als uitvoering en uitspraak.
6. De Spaarbank van Ruthwell zet haar geld uit aan de Britsche Linnen-Compagnie, en ontvangt van deze vijf perCt. interest.
7. De interest, echter, welke de Ruthwellsche Spaarbank aan hare deelnemers uitkeert, wordt maar tegen vier perCt. berekend, en in eenige weinige gevallen tegen vijf perCt.
8. Deze hoogste interest van vijf perCt. wordt alleen in
| |
| |
eenige gevallen toegestaan, aan zoodanige deelnemers, die gedurende drie achtereenvolgende jaren ingelegd hebben, en wier inlage te zamen ten minste vijf ponden bedraagt; doch ook zoodanig een deelnemer verliest dit voorregt, wanneer hij zijn kapitaal terugvordert, het zij dan ingeval hij mogt komen te trouwen of te sterven, ook wanneer hij boven de zes-en-vijftig jaren oud mogt zijn, of ingevalle Directeuren, na gedaan onderzoek, mogten oordeelen, dat de teruggave van het door hem ingelegde geld aan hem of aan zijne familie een wezenlijk voordeel zoude kunnen toebrengen, of, eindelijk, wanneer hij door ziekte of andere wederwaardigheden buiten staat gesteld mogt worden om zichzelven te onderhouden, in welk geval hem, volgens bepaling en besluit van het Collegie van Directie, uit het door hem ingelegde geld een bepaald weekgeld wordt uitgekeerd.
Maar, buiten deze bovengenoemde voordeelen, is er nog bepaald, dat ieder lid of deelnemer, die regelmatig niet minder dan één schelling 's weeks zal ingelegd hebben, voor het eerste jaar begunstigd zal worden met eene premie van zes pence, voor het tweede met eene premie van een schelling, voor het derde met eene premie van twee schellingen, voor het vierde met eene premie van vier schellingen, en voor ieder volgend jaar met eene premie van zes schellingen.
Doch is verder bepaald, dat, bijaldien het hulpfonds tot deze wijze van extra-uitkeering niet toereikende mogt zijn, alsdan deze gelden zullen aangewend worden tot het geven van extra-belooningen aan die geregelde inleggers, welke bijzondere bewijzen van deugd en vlijt zullen betoond hebben.
Dan, daar de bepalingen in deze zaak aan abuizen zouden kunnen onderhevig zijn, zoo is er vastgesteld, dat het aan ieder lid, welk zich bezwaard mogt rekenen, vrij zal staan, om van het besluit van het Collegie van Directie te appelléren aan het permanent Committé, en van dit weder aan de generale Vergadering, aan welker besluit hij zich echter in allen geval zal moeten onderwerpen.
Men ziet uit de bovenstaande beschrijving van de Ruthweller Spaarbank, dat dezelve, zoo wel in haar beginsel als werking en administratie, veel omslagtiger is, dan de eerstbeschrevene Edimburger Spaarbank; en, hoezeer dus ook de Ruthweller Spaarbank eenige goede instellingen moge bevatten en eenige voordeelen kan opleveren, zoo heeft echter het
| |
| |
Committé van de Societeit der Schotsche Hooglanden, hetwelk benoemd was om te onderzoeken naar de beste wijze om Spaarbanken op te rigten ten dienste van de arbeiders en daglooners der geringere klasse der Maatschappij, gemeend de voorkeuze te moeten geven aan den eenvoudigen vorm en inrigting der Edimburger Spaarbank; dewijl het oogmerk eener Spaarbank zijn moet, om den behoeftigen gelegenheid te geven, hunne geringe bezuinigingen op eene zekere wijze te kunnen aanleggen, en eene zoodanige inrigting niets moet inhouden, wat hen immer zoude kunnen afschrikken, om daarin deel te nemen; en dewijl het strijdig schijnt met eene zoodanige inrigting, zich te bemoeijen met, of eenen zekeren invloed te willen uitoefenen op, het gedrag of de huisselijke omstandigheden harer leden; en eindelijk, dewijl het tegen de billijkheid schijnt te strijden, om aan eenigen der leden eene hoogere interest, dan aan anderen, toe te staan.
Ingevolge de laatste bekendmaking van de Societeit der Schotsche Hooglanden, te Edimburg gevestigd, hebben zich reeds, met eenen verbazenden spoed, Spaarbanken over geheel Schotland uitgebreid. |
|