is deze: Ongetwijfeld draagt een zeer aanzienlijk getal kinderen, hetzij aangeboren, of in de eerste levenstijdperken door eene slechte behandeling verkregen, de kiem des doods om. Deze kiem wordt door gelegenheid gevende oorzaken, vooral door heete ziekten, tot eene snelle ontwikkeling en vernietigingsvermogen gebragt. Te voren werd zij door de Pokken, als de toenmaals algemeenste ziekte der kinderen, het meest tot rijpheid gebragt, en de kinderen stierven aan dezelve: thans, nu schier geene Pokken meer bestaan, geschiedt zulks door Mazelen, Roodvonk en andere ziekten; ja zulks kan zich zelfs in nieuwe ziekten ontwikkelen, en op deze wijze de veelvuldigheid der Hersenwaterzucht, van den Croup enz. daarvan het gevolg zijn. De kinderen, die anders door Pokken werden weggemaaid, konden derhalve inderdaad niet aan Mazelen, Roodvonk enz. sterven; en deze vertoonden zich daardoor over het algemeen goedaardiger. Thans, waar schier geene Pokken meer bestaan, sterven die zelfde kinderen aan Mazelen, Roodvonk enz.; en deze ziekten schijnen nu kwaadaardiger. Maar, wie zou daaruit tot eene vermeerderde kwaadaardigheid dezer kinder-ziekten zelve, en tot de weldadigheid, of wel noodzakelijkheid, der Pokken, besluiten?
Men moet ook niet uit het oog verliezen, welk eenen invloed de epidemische constitutie hebbe. Even als daardoor, over het algemeen, Pokken, Mazelen en Roodvonk eene reeks van jaren achtereen gemist, en dan weder algemeen heerschende kunnen worden, zoo wordt ook derzelver karakter daardoor nu eens goedaardig, dan weder kwaadaardig gestemd; en op deze wijze kan dezelfde ongunstige constitutie, welke anders de Pokken kwaadaardig maakte, de nu in hare plaats tredende Mazelen en het Roodvonk kwaadaardig maken.
Eindelijk bedenke men toch vooral, dat de sterfte alleen niet de hoofdzaak, en dat het eene even gewigtige vraag zij: Hoe veel minder ziekelijke, ellendige en onbruikbare menschen zijn er, sedert de ver-