Merkwaardige anecdote uit den jongsten oorlog tegen Frankrijk.
(helen maria williams, Narrative of the late Events in France, &c. Lond. 1815.)
Een Poolsch Regiment, hetwelk een gedeelte der Russische voorhoede uitmaakte, marcheerde, na de Franschen uit Troyes verdreven te hebben, op Fontainebleau. De troepen fourageerden in een nabijgelegen dorp, en wilden ongeregeldheden begaan, die wel aan de eigendommen groote schaden berokkend, aan hen echter geen het minste voordeel zouden hebben opgeleverd; namelijk, de dammen en sluizen der vischvijvers door te steken en open te zetten. Hiermede bezig, terwijl hunne Officieren het aanzagen, stonden zij niet weinig verwonderd, toen zij van een, als een welgesteld Landman gekleed, persoon in hunne eigen taal een bevel ontvingen om toe te luisteren. Dadelijk stelden zij hunne verdere wraakneming uit, en schaarden zich om den vreemdeling. Deze stelde hun het nutteloos onheil voor oogen, hetwelk zij voornemens waren te plegen, en beval hun heen te gaan. De Officieren, die zich middelerwijl bij de menigte gevoegd hadden, ontvingen ook eene les, en moesten, tot hunne uiterste verbazing, eene verklaring van de krijgswetten over het buitmaken aanhooren. ‘Als ik (zeide de vreemdeling) een Commando bij de Armee had, waartoe ulieder Regiment behoort, zoude ik zoodanige buitensporigheden, die gijl. door uwe tegenwoordigheid schijnt te willen wettigen, zeer streng doen strasfen; en niet deze soldaten, maar ulieden zoude de straf getroffen hebben.’
Indiervoege door eenen Franschen Grondeigenaar, in hunne eigen landtaal, zoo rondweg, en in zoodanige omstandigheden, te regt gesteld te worden, ging hun begrip te boven.