Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
Merkwaardige bijzonderheden uit het leven van den beroemden SullyGa naar voetnoot(*).(Uit de Histoire de henri le grand, van Madame de genlis.)
In de rampzalige dagen der Parijsche bloedbruiloft bewaarde de Voorzienigheid een kind, dat in het vervolg moest bijdragen om Frankrijk te herscheppen. De jonge rosny (sully), twaalf jaren oud, werd, den eersten dag des algemeenen moords, wakker door het gelui van alle klokken en het verward geschreeuw van het graauw. Zijn Gouverneur en zijn kamerdienaar gingen met overhaasting naar buiten, om naar de oorzaak van den opstand te vernemen, en men heeft naderhand nooit weer van deze twee mannen gehoord; zij waren van de eerste slagtoffers. De jonge rosny, alleen in zijne kamer gebleven, kleedde zich in allerijl; en door zijnen huiswaard onderrigt van het gevaar, waarin hij zich bevond, besloot hij zich te begeven naar het Kollegie van Bourgondië, waar hij studeerde. Hij wikkelde zich in zijnen scholiersmantel, en, een paar groote getijboeken onder zijnen arm nemende, begaf hij zich op straat. Hij werd door schrik bevangen, bij elke schrede benden van verwoeden aantreffende, die rondliepen onder het geschreeuw: sla dood, sla dood! vermoord de Hugenooten!... Hij verviel onder een corps de garde, dat hem staande hield; maar het getijboek, waarvan hij zich had voorzien, diende hem ten paspoort; men liet hem loopen: hij werd nog tweemalen vastgehouden, en redde zich met hetzelfde geluk uit deze dringende gevaren. Aan het Kollegie van Bourgondië gekomen, weigerde de portier in den beginne, hem hier in te nemen. Nu achtte hij zich reddeloos verloren; maar hij werd te rade, naar den principaal van het Kollegie te vragen, zijnde een deugdzaam kerkelijke, met name la faye, die zich met hem belastte, en hem gedurende drie dagen in een kabinet verborgen hield, alwaar deze eerbiedwaardige priester, zoo zeer verdienende het Evangelie te prediken, hem zelf des morgens en avonds spijs ging brengen. | |
[pagina 189]
| |
Het verbod van doodslaan en plunderen eindelijk openbaar gemaakt zijnde, haalde men den jongen rosny uit zijn celletje, en hij werd den Koning van Navarre in handen gesteld.
In den veldslag van Ivry waren de Baron van rosny, die, als gewoonlijk, in het eskadron des Konings streed, twee paarden onder het lijf gedood. Na zware wonden ontvangen te hebben, viel hij van zichzelve, zonder den uitslag des gevechts gezien te hebben. Weer tot zijne kennis komende, bevond hij zich over de aarde uitgestrekt, zonder helm en bijna zonder wapening, (de zijne was in stukken geslagen;) en, naar alle kanten rondziende, ontdekte hij bij zich noch bedienden, noch vijanden, noch troepen, en bespeurde niet dan lijken, langs den grond gestrekt. Hij hield den slag voor verloren. De Koning was op dit oogenblik met de armee aan het vervolgen der vlugtenden. Hij stond, kunnende ter naauwer nood blijven staan; in dezen toestand zag hij een' ruiter van de vijanden op hem aankomen; deze ruiter was gewond, op een slecht paard, maar scheen het op zijn leven gemunt te hebben. Gelukkig bevond rosny zich slechts eenige passen van eenen perenboom, welks takken buitengewoon laag neerhingen. Hij sleepte zich onder dezen boom, en, zich om denzelven draaijende, en een bolwerk van de takken makende, vermijdde hij de slagen van dezen soldaat, die, ten einde van weinige minuten, het gerucht van den draf eens paards hoorende, in aller ijl de vlugt nam. Hij, die dus tusschenbeiden kwam, was een bediende uit het gevolg van 's Konings leger; hij bereed een slecht, klein paardje, dat rosny, die in den slag altijd geld bij zich droeg, voor tien malen de waarde kocht. Deze kon hem geen het minste berigt van den slag geven. Rosny, steeds geloovende dat dezelve verloren was, stijgt te paard; hij begeeft zich op reis, zonder te weten, welken weg hij moet nemen, en, aldus op geluk en ongeluk ronddwalende, ziet hij regt op zich aankomen zeven vijanden, welker een den witten stormhoed des Hertogs van mayenne droeg. Hij dacht ditmaal, dat het onmogelijk was, het nieuw gevaar te ontsnappen. Men riep: werda! en hij noemde zich. Gereed om zich over te geven, hoedanig was zijne verbazing, toen hij, in plaats van aangevallen te worden, vier der personen hem nederig zag naderen, smeeken- | |
[pagina 190]
| |
de dat hij hen als gevangenen wilde aannemen! Het scheen hem zoo vreemd, dat vier gezonde en welgewapende krijgslieden, op volmaakt goede paarden, zich kwamen overgeven aan een ontwapend man, geheel met bloed bedekt, dat hij, bewegingloos, buiten staat was om te antwoorden. Maar hij kreeg welhaast opheldering; deze vrijwillige gevangenen deden zich kennen. Zij berigtten hem, dat de Hertog van mayenne den slag verloren had, en dat de Koning de overblijfselen van den gewonnen slag vervolgde. De een bood hem, na dit verslag, ten teeken der overgaaf, den witten stormhoed aan, dien rosny, bij den staat van uitputting, waarin hij zich bevond, moeite had om te dragen. De drie anderen van dezen troep (allen worden genoemd en waren lieden van aanzien) spraken niet van zich over te geven; zij bevalen rosny hunne vier makkers, en, eenen hoop der overwinnaars ziende naderen, renden zij met lossen teugel voort. Rosny begaf zich tot het koningsgezind bataljon, en, een' der pages van den Koning ontmoetende, belastte hij hem met den stormhoed, die voor hem eene vracht was, welke hij niet meer kon torschen. Na nog eenige andere avonturen, ging hij in een huis, waar men zijne wonden verbond; vervolgens liet hij zich in een' draagstoel, en te water, naar het kasteel van Rosny brengen, waar de Koning was, dien hij door een' koerier van alles had laten onderrigten, wat hem wedervaren was. Op geringen afstand van Rosny, zag hij de vlakte geheel bedekt met paarden en honden, en den Koning zelv', die van de jagt kwam. De Koning liep terstond naar zijne rosbaar, en, ten aanzien van al zijn gevolg, omhelsde hij rosny met alle blijken der treffendste genegenheid.
De Koning, wetende dat rosny aanteekeningen hield omtrent alle de gebeurtenissen, waarvan hij getuige was, beval hem, dit werk uit te breiden en in orde te brengen; en, daar rosny zich daarvan verschoonde, betoogende dat hij de hebbelijkheid van schrijven niet bezat, beloofde de Koning, het handschrift te zullen lezen, en den stijl met zijne hand te zuiveren. Dusdanig was het begin der Gedenkschriften van sully; belangrijke anekdote, die ze nog te kostelijker maakt. |
|