de tegen hare pogingen, met groot gedruisch meer water in den hoek des haards uitstortte, dan warmte in de kamer. Het schouwspel der vernedering van menschelijke grootheid heeft nooit bekoring voor mij gehad. Ik ging, zonder tusschenstand, over van de tooneelen van Dresden tot dit verblijf in eene ellendige kroeg. Ik had den Keizer sedert dien tijd niet gezien; ik weet niet, welk een zwerm van nieuwe en smartelijke gewaarwordingen zich op ééns in mijn hart verhieven.
De Keizer, als naar gewoonte, wandelde in zijne kamer; hij was te voet gegaan van de brug van Praag tot aan het hôtel d'Angleterre. Ik vond hem gewikkeld in een' keurigen pels, overtrokken met eene groene stof, met prachtig geboorden kraag en mouwen. Zijn hoofd was bedekt met eene soort van met bont gevoerde karpoetsmuts, en zijne lederen laarzen waren omwikkeld met bont. Ha! Mijnheer de Ambassadeur....., zeide hij lagchende. Ik nader met levendigheid, en, op dien toon, welken het gevoel alleen kan voortbrengen en verschoonen in den onderdaan bij zijnen Souverein, zeg ik hem: Gij vaart wel? Gij hebt mij zeer veel onrust veroorzaakt; maar genoeg, gij zijt er..... Wat verheug ik mij, u te zien! - Dit alles werd gezegd met eene drift en op eene wijze, die hem moesten doen zien, wat er in mij omging. De ongegelukkige bemerkte het niet. Een oogenblik daarna hielp ik hem, om zich van zijn' pels te ontdoen; hij zegt: Hoe hebt gij het in dit land? - Thans, mijne rol hernemende, en mij op den afstand plaatsende, van welken ik mij enkel verwijderd had door eene aandoening, in zulke omstandigheden wel te vergeven, schetste ik hem, met alle de omzigtigheden, noodzakelijk in acht te nemen bij alle Souvereinen, maar inzonderheid bij een' Vorst van dat humeur, het beeld van den dadelijken toestand des Hertogdoms; het was niet schitterend. Ik had den eigen morgen het verslag ontvangen van eene affaire, welke zoo even had plaats gehad aan de Bug, digt bij Krislow, waarin twee bataljons der nieuwelings geligten, bij het tweede schot, de wapens hadden weggeworpen; gelijk ook het berigt, dat van twaalfhonderd paarden der zelfde troepen achthonderd waren verloren gegaan door gebrek aan voorzorg van die zelfde jonge militairen; daarenboven, dat vijfduizend Russen met geschut op Zamosk rukten. Ik zeide het; ik drong aan op de gepastheid, voor de eigene
waardig-