den Heer j.p. van cappelle. Dit kon, niettegenstaande al het aangevoerde, vreemd schijnen. 's Mans eigenlijke vak was zelfs geene oude letterkunde, maar mathematische wetenschappen; zijne bedrevenheid in de eerste maakte hem slechts des te geschikter, om eene Hoogleeraarsplaats in de laatsten met glans waar te nemen. Zijne verhandelingen, eerst hier en daar, naderhand in een bundeltje, in het licht verschenen, onderscheidden zich, over het geheel, meer door grondigheid, naauwkeurigheid, helderheid, en zekere netheid, dan wel door bijzondere verheffing en oratorische sieraden, als stukken van welsprekendheid, smaak en liefhebberij voor Belletristen. - Doch, de zaak viel tevens gemakkelijk uit een ander oogpunt te beschouwen; en deze Redevoering bevestigt ons in het denkbeeld, dat dit te regt door Heeren Curatoren gekozen is. De nieuwe Hoogleeraar schrijft eenen ten uiterste zuiveren, Hollandschen stijl, gekweekt zijnde onder die Ouden, aan welken alle nieuwere talen hare beschaving en veredeling te danken hebben; hij is een man van heldere, welgeordende gedachten, waartoe de wiskunde beter dan eenige andere wetenschap opleidt en voert; zijn ijver liet hem voorheen toe, in twee afzonderlijke vakken eene eerevolle plaats te beslaan, en doet ons hier zien, wat wij in een derde van hem te hopen hebben; zijne bijzondere liefhebberij, eindelijk, scheen hem sedert lang tot nasporingen te bepalen, die, hoe verschillend ten aanzien van het voorwerp, in haren aard eene blijkbare overeenkomst hebben met de beoefening der geschiedenis van eenige letterkunde; en wie weet, wat wij in dezen nog te wachten hebben van den man, die ons in zijne Inwijdingsredevoering zulk een gepast, zulk een verdienstelijk staal van zijne aanvankelijke werkzaamheid levert? - Wij willen hem niet vleijen: zijn stijl bezit van onze zijde niet die hooge, geestdrijvende, uitsluitende goedkeuring, waartoe anderen ons schenen over te hellen. De regelmatige
gang zelfs van zijne volzinnen komt ons voor, van den eenen kant een gevolg te zijn van zekere koele bedaardheid, van den anderen ongunstig, zoo niet ongeschikt, voor eene levendige, afwisselende, nadrukkelijke voordragt. Doch, buiten tegenspraak hebben zulk een stijl, zulk eene manier, zulk eene geestgesteltenis hare voorregten in het gegeven geval, en voor zoo verre zij, gelijk hier, niet nalaten met blijken van gevoel, en zelfs sporen van eene bloeijende