in het bijzonder, voor omtrent het nut dezer wetenschap voor onderscheidene betrekkingen en oefeningen van den mensch. Alles is daarenboven in eenen zeer vloeijenden, fraaijen stijl geschreven, die zich hier en daar welsprekend verheft. De eigenlijke verhandeling mogt hiertoe al eens minder aanleiding geven, dezelve is omhangen met zeer veel bijwerk, ter gelegenheid passende, en 's mans ijver, belangstelling en ondoosbare zucht voor zijne nieuwe roeping in een keurig en treffend licht stellende. Wij meenen der Utrechtsche Akademie niet minder te mogen gelukwenschen met die roeping, dan hemzelven, die zijne vreugde en dankbaarheid daarover met bevallige openhartigheid verkondigt.
Tot een staal, en een voor ons belangrijk bewijs, dat kops de zaak uit het regte oogpunt beschouwt, geven wij dit, onmiddellijk volgende op eenige aangehaalde dichtregels uit bilderdijk's Buitenleven.
‘Met regt heeft onze Dichter bij zijne opwekking, om niet blindelings het oude spoor te volgen, de leerrijkste waarschuwing gevoegd, om zich niet te ver van dat spoor te verwijderen. Hoe vele landbouwkundige geschriften, vooral van onze Duitsche naburen, deelen ontwerpen en raadgevingen mede, enkel rustende op onderstellingen, op zekere waarschijnlijkheid; doch geenszins op die ondervinding, welke wij reeds toonden den grondslag van alle kennis in dezen te moeten uitmaken. Deze geschriften hebben den voortgang onzer wetenschap niet weinig vertraagd: vele landbouwers hebben uit dezen hoofde alle werken over hunne kunst ter zijde geworpen, en allen raad, door de Land-huishoudkunde medegedeeld, met versmading afgewezen. Doch Gij, mijne geachte Hoorders! zijt overtuigd, dat al wat waar, wat edel, wat nuttig, zelfs al wat heilig is, kan verduisterd, onteerd, bedorven, verontreinigd worden, wanneer zich hiertoe verdedigers en voorstanders opdoen, aan welken deze zaak niet is toebetrouwd.
- Er zijn andere gevaarlijke klippen, waarvoor men zich nog schroomvalliger te wachten heeft. Beroemde en ervarene land-huishoudkundigen van andere volkeren, die in alles bij de ondervinding zijn ter school geweest: een Engelsche young, een Duitsche thaer, een Fransche tessier geven in hunne werken welgeslaagde proefnemingen op, met de meerdere voordeelen, welke zij hierdoor verkregen: zij overtuigen ons van het gebrekkige van zekere inrigtingen en