churim-boonen in de lastige en dikwijls voor gezondheid en leven gevaarlijke kwaal, op den titel vermeld. Die van den Heer de hes zijn slechts vier in getal; zij zijn een weinig oppervlakkig gesteld, en bewijzen, ja, dat dit middel in den witten vloed helpt, doch geven anders weinig inlichting, aangaande den staat der lijderessen, de geschiedenis der kwaal, de bijzondere omstandigheden, welke dezelve wijzigden, enz. In 't bijzonder is dit het geval met de 3de waarneming, waar de Schrijver vrij luchtig over eene cephalalgie stapt, welke hem echter zelf belangrijk voorkwam, en wier waarschijnlijk verband met den witten vloed het wel der moeite waardig ware geweest nader te onderzoeken. De waarnemingen van den Heer egeling zijn talrijker en tevens uitvoeriger, makende hij ons meestal nader met zijne lijderessen bekend, en met de omstandigheden, welke op de ziekte en op de behandeling invloed hadden. Doch ook in deze waarnemingen missen wij dikwijls de duidelijke aanwijzing van de gesteldheid der zieke en van de gronden der behandeling, b.v. in de 1ste en 3de waarneming, enz. En het is echter bij de aanprijzing van eenig geneesmiddel van het hoogste belang, dat men den waren toestand des lijders juist en treffend wete te schilderen. Hoe toch zal de lezer kunnen oordeelen, of de hem voorkomende gevallen met de beschrevene overeenkomen, of niet? Onze beide Schrijvers zullen ons toch gaarne toestaan, dat de naam eener ziekte weinig tot de zaak doet; dat b.v. fluor albus van een' zeer verschillenden aard kan zijn; iets, dat de hes ook nog met een woord aanmerkt. De venerische en ontstekingachtige vloed daargelaten, blijft het toch nog de vraag, of de
pechurim-boonen in alle fluor albus uit verslapping, en in elken graad van denzelven, dienstig zijn; of er niet somtijds meer zamentrekkende, somtijds meer prikkelende maag-, somtijds meer zenuwversterkende middelen noodig zijn. Het blijft dus altijd der verdere navorsching aanbevolen, te onderzoeken, wanneer eigenlijk dit middel baat.