en vrees voor God en liefde tot den Zaligmaker, te gelijk met de beste lessen om zijn kind tot een deugdzaam man en nuttig lid der maatschappij te vormen, het jeugdige hart zoekt in te planten. Dit wekte ons gevoel van hoogachting zoo zeer, dat wij naauwelijks van ons kunnen verkrijgen, de aanmerkingen, welke wij op de uitvoering van dit allezins prijswaardige doel hebben, hier ter neder te stellen; nogtans zijn wij dit aan onze Lezers verpligt, waaronder er zijn kunnen, die onze aanmelding hebben afgewacht, alvorens zij juist dit nog al uitvoerig werkje, als de beste handleiding bij het onderrigt hunner kinderen, zich hebben aangeschaft. Als zoodanig nu kunnen wij deze Inleiding niet aanmelden. Wat het eerste stuk betreft, hetwelk geschiedkundig-leerstellig is, houden wij des Schrijvers goeden wil voor het beste; het hapert en aan volledigheid, en aan evenredigheid, en aan het juiste midden tusschen te groote uitvoerigheid en al te groote bekorting. Ook twijfelen wij zeer, of alles berekend zij voor de vatbaarheid en belangstelling van een zevenjarig kind, hoedanig het zoontje van den waardigen Schrijver was, voor wien deze brieven allereerst geschikt werden; en hoezeer wij ons niet geroepen voelen, het zedelijk bederf, uit de eerste Paradijs-geschiedenis oorspronkelijk, en de schromelijke gevolgen daarvan voor alle nakomelingen, en even weinig de noodige en door Jezus (meer dan een mensch, ja zelfs een heilig, onschuldig en Goddelijk wezen) aan God gegevene voldoening voor de zonden van het menschdom, zoo als de Schrijver die opvat, hier of te loochenen, of toe te stemmen; zoo is het ons echter bedenkelijk, daarover op die wijze, tot inleiding van Godsdienst en Zedekunde, te spreken bij een nog maar zevenjarig kind. Met dat al zeggen wij daarom niet, dat de vader, die er alzoo over denkt, er geheel van zwijgen moet; en wij voelden hier en daar, dat de Schrijver op de regte wijze het kind regt goed
van de zijde van het hart zoekt aan te grijpen, hetwelk, bij dien eersten leeftijd vooral, allezins doel-