| |
| |
| |
Leerboek der artsenijmengkundige proefondervindelijke Scheikunde; door J.B. Trommsdorff. Naar de derde, veel verbeterde uitgave uit het Hoogduitsch, door N.C. Meppen, Chirurgijn en Apotheker te Diemen. Met de noodige Aanmerkingen en eene Voorrede verrijkt, door C.G.C. Reinwardt, Hoogleeraar in de Scheikunde en Natuurlijke Historie. Te Amsterdam, bij R.J. Berntrop. 1815. In gr. 8vo. Iste Deel, XVI en 278, IIde Deel, XII en 317 Bl. f 5-8-:
Met de vertaling van dit werk is den Artsenijmengkundigen, in ons Vaderland, een groote dienst bewezen. Vervaardigd onder het opzigt van een' man, volleerd in de wetenschap, waarover het handelt, en met zijne aanmerkingen verrijkt, is het geen wonder, zoo dezelve, eenige weinige en weinigbeduidende onnaauwkeurigheden uitgezonderd, zeer wel geslaagd, en, door eene gepaste bijvoeging der laatste, gewigtige ontdekkingen in de Scheikunde, zelfs boven het oorspronkelijke te stellen is. - Het werk is in twee afdeelingen gesplitst, waarvan de eerste een kort, doch evenwel zeer duidelijk, overzigt van de geheele Scheikunde, in zoo verre dezelve met de Artsenijmengkunde in verband staat, bevat. In eene korte inleiding worden de kundigheden opgegeven, welke tot een' Apotheker vereischt worden: men ziet er uit, dat daartoe vrij wat meer noodig is, dan scheikundige kennis alleen, waarbij men het, in ons land, te veel berusten laat, en het overige verwaarloost. Reinwardt raadt dus, in zijne voorrede, behalve dit Leerboek, ook de naarstige beoefening van dat van hagen ten sterkste aan. - Na de inleiding handelt de Schrijver over de algemeene grondbeginselen der wetenschap; leerende in het eerste hoofdstuk, wat men door de bestanddeelen der ligcha- | |
| |
men en derzelver scheikundige ontleding verstaat, waarbij eene volledige lijst der thans bekende grondstoffen gevoegd wordt. Het verwonderde ons, in dezelve het iodium onder de metalen gerangschikt te vinden, daar het, uit hoofde van zijne eigenschap van zoo wel met de waterstof als de zuurstof een zuur te vormen, eene plaats bij de zoutstof verdient. Het heeft daarenboven geen van de algemeene kenmerken der metalen. - Het tweede hoofdstuk leert de werktuigelijke verdeeling als een hulpmiddel en voorbereiding der eigenlijke scheiding kennen, en tevens de verschillende werktuigelijke bewerkingen,
waarvan men in de Scheikunde gebruik maakt. - In het derde wordt de belangrijke leer der verwantschap, wel een weinig oppervlakkig, maar echter zoo voorgedragen, dat het ter verklaring der scheikundige bewerkingen in de Apotheek voldoende kan gerekend worden. Zelfs vinden wij hier de denkbeelden van den schranderen berthollet betrekkelijk dit onderwerp beknopt en duidelijk voorgesteld. Doch, daar deze voorstelling meer als een aanhangsel voorkomt, zonder met het overige een geheel uit te maken, zal dit zeker bij velen verwarring veroorzaken, die nu, niet wetende waaraan zich te houden, de gemakkelijker en meer bekende Bergmannsche verklaringswijze nog altijd zullen blijven volgen. De meer afgetrokkene beschouwing der verwantschap moge den Apotheker, voor zijne dagelijksche werkzaamheden, minder noodzakelijk wezen; zij blijft evenwel de grond van alle scheikundige wetenschap. Op dit hoofdverschijnsel komt eindelijk alles neêr; het verdient dus in alle zijne uitgestrektheid en invloed ingezien en begrepen te worden. Ook mishagen ons die oppervlakkige en eenzijdige beschouwingen van de gronden eener wetenschap, waarbij men, met eene kleingeestige karigheid, alleen juist zoo veel leert, als even genoeg is ter dadelijke toepassing op eene of andere kunst. Hoe kan de gebrekkige kennis van het hoofdpunt eenig bepaald en duidelijk begrip van een der overige deelen mogelijk maken? Moet men niet, verder
| |
| |
voortgaande, telkens op onbekende en onvermoede zwarigheden stuiten? Men snijde dan, bij de toepassing der wetenschap op eenige kunst, alles at, wat, ten opzigte van bijzonderheden, voor de laatste min belangrijk is; ten opzigte der algemeene waarheden en grondbeginselen, is de uitvoerigste ontwikkeling, de veelzijdigste bespiegeling en het strengste betoog inderdaad het beknoptst en duidelijkst overzigt. - De Schrijver gaat in het vierde hoofdstuk over tot de beschrijving der noodzakelijkste scheikundige werktuigen, en derzelver gebruik. Wij vinden hier met genoegen eene vergelijking tusschen het Trooisch, het gewoon Medicinaal, en het Decimaal gewigt. - Het vijfde hoofdstuk handelt over de voornaamste scheikundige bewerkingen, en bevat vele doelmatige praktische aanmerkingen. - Met het zesde treedt de Schrijver meer in bijzonderheden omtrent de voornaamste zamengestelde ligchamen en grondstoffen, behandelende eerst de algemeen verspreide onweegbare grondstoffen, en vervolgens de voornaamste zamenstellingen en derzelver bestanddeelen. Door de zorg van den voortreffelijken reinwardt, zijn hier telkens de belangrijkste ontdekkingen van onze dagen ingelascht, en tevens een geheel hoofdstuk over de dierlijke zamenstellingen. - Wij moeten onzen Lezeren opmerkzaam maken, dat, § 85, de warmtestof ten onregte als het eenigst vloeibaar ligchaam beschouwd wordt; de vloeibaarheid hangt toch niet alleen van de warmtestof af, en de warmtestof zelve wordt, zonder grond, eene vloeistof genoemd. Binnen geene vaten bevatbaar, laat zij zich ten aanzien der gedaante met de weegbare stoffen niet vergelijken. Zulke ongegronde benamingen geven aanleiding tot verwarring. - § 102 worden damp en wasem verward: door het koken wordt het water dampvormig, en geen wasem; wasem is het water, uit den damp- in den drop-vormigen staat overgaande,
maar nog fijn verdeeld. - Onder de eigenschappen der alkaliën schijnt trommsdorff de oplosbaarheid in water nog voor eene kenschetsende eigenschap te hou- | |
| |
den, en dus de magnesia uit den rang dier ligchamen te sluiten. Ons komt het echter voor, dat het water geene zoo overwegende verwantschap heeft, om daarnaar de stoffen scheikundig te rangschikken. Hiertoe is de verwantschap tot de zuren veel geschikter; en dan behoort de magnesia voorzeker tot de alkaliën, daar zij met verreweg de meeste zuren eene onzijdige verbinding aangaat.
In de tweede afdeeling worden de scheikundige bereidingen, welke de Apotheker te verrigten heeft, afzonderlijk opgegeven, en door bijgevoegde aanmerkingen, uit de grondbeginselen, in de eerste afdeeling opgegeven, verklaard. Meestal wordt bij hetzelfde geneesmiddel van meer dan ééne bereiding gewaagd, en dan, in de aanmerkingen, aangewezen, welke te verkiezen zij, en waarom. Het is jammer, dat hier niet telkens bijgevoegd is, waarin trommsdorff van de Bataafsche Apotheek verschilt, en waarin hij met dezelve overeenkomt. Het is waar, een vlijtig en aandachtig Lezer kan die vergelijking wel zelf doen; doch velen behoeven daartoe toch eene handleiding, en zullen nu, zelven, na eene oppervlakkige beschouwing, oordeelende, al ligt menig voorschrift van trommsdorff beter keuren, en, zoo als dat dan gaat, volgen. Dit kan b.v. bij de, volgens onze Apotheek, moeijelijke en dikmaals mislukkende bereiding van het phosphorzuur het geval zijn; en kiest men dan de vrij gemakkelijke manier door verbranding in dampkrings- of in zuurstoflucht (Iste D. bl. 183. No. 4. bl. 189. No. 8.), zoo zal men een phosphorzuur verkrijgen, nu eens meer, dan eens minder sterk en verdund. Zoo geeft de bereiding van Hahnemann's onvolkomen kwikverzuursel (IIde D. bl. 73 volgg.) een geneesmiddel, hetwelk van dat der Bataafsche Apotheek zeer verschilt; en zoo vele anderen.
De orde, in de opgave dezer bereidingen, is zeer geleidelijk. Eerst worden de alk aliën, vervolgens de zuren, daarna de alkalische en aardachtige zouten,
| |
| |
dan de metalen afgehandeld. Vervolgens gaat de Schrijver over tot de meer zamengestelde verbindingen en vermengingen, zeepen, extracten, specerijachtige wateren, oliën, enz. enz. - In deze afdeeling zijn ons eenige onnaauwkeurigheden ontmoet, welke wij, met een paar niet opgeteekende, den zin veranderende drukfouten, onzen Lezeren nog moeten bekend maken. Bl. 170 (Iste D.) staat, bovenaan, tot dat; dit moet blijkbaar als zijn. Bl. 199, reg. 16, staat een, voor geen. Bl. 192 mogt ten aanzien der phosphorzure soda wel aangemerkt zijn, dat men dezelve, als geneesmiddel, wel missen kan. Bl. 193. No. 4. wordt van vervalsching van den azijn met zuren (in 't algemeen) gesproken, daar men hier alleen het zwavel-, salpeter- en zout-zuur op het oog gehad kan hebben. Bl. 248. No. 9. ware de aanmerking niet kwaad geweest, dat de Apotheker de zoutzure zwaaraarde in geen terpentijn-mortier moet afwrijven. - IIde D. bl. 181. wordt gezegd, dat de zelfstandigheden, welke stikstof bevatten, alleen ammoniak leveren; waaruit men bijna zoude opmaken, dat zij geene brandige olie geven, hetwelk toch in de ol. animale Dippelii anders blijkt. Bl. 236 en volgg. wordt over de bereiding der pillen, conserven enz. gehandeld, zonter aan te merken, in hoeverre deze vermengingen als scheik undige bewerkingen moeten aange merkt worden, in hoeverre niet.
Twee bladwijzers, een van de voorkomende zaken, een van de Latijnsche benamingen, maken het gebruik van dit werk gemakkelijker en vruchtbaarder.
De vertaling is, behalve eenige weinige ongelijkheden in de spelling, wél geslaagd. |
|