Het gevoelen van Dagbladschrijvers, bij welke gelegenheid dan ook geuit, is niet de algemeene opinie. Als de Heer cohen eens met de Praktizijns en de Notarissen in de Zuidelijke Provincien geraadpleegd had, zou hij, met ons, gehoord hebben, hoe algemeen afkeerig van dat regt men ook dáár is, en wat men al in zijn beroep daarvan ondervonden had. Zij zelfs, die schijnen voor dat regt te zijn, zijn het alleen uit vreeze voor erger kwaad, en wenschten wel, even als in de Noordelijke Provincien, dat ook nog bestond hun oud Zegelregt, zoo weinig verschillende van hetgeen weleer in Holland plaats vond. Eene veeljarige onderdrukking en een langdurig gebruik alleen hebben sommigen daaraan gewoon gemaakt. Men zou derhalve verkeerd redeneren, met daaruit af te leiden, dat zij de schoone (gevaarlijke) inrigting van de Registratie op derzelver wezenlijke (ingebeelde) waarde zouden weten te schatten.
Ons Maandwerk is niet geschikt voor eene beredeneerde wederlegging; anders zou men gemakkelijk kunnen doen zien, zoo wel de verkeerde toepassing van de bij den Heer cohen aangehaalde Artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, als deszelfs onnaauwkeurige opgave van daadzaken, waarvan sommige aan ons van nabij bekend zijn: maar, na de gedecreteerde en nader bevestigde afschaffing van het algemeen gehate Registratie-regt, is dit onnoodig. Het pleit is onveranderlijk beslist; en het spijt ons alleen maar, dat, bij soortgelijke twisten, het belang maar al te zeer de hoofdrol speelt, en de Ambtenaren voor het behoud van het afgeschafte regt zoo bijzonder ijveren. Men denkt, niet onnatuurlijk, bij de afschaffing der belasting zijnen post te verliezen en om brood te zullen loopen: maar stelt men dan zoo weinig vertrouwen op de algemeen bekende regtvaardigheid van Neêrlands Vorst? Hoogstdezelve zal nimmer dulden, dat Ambtenaren, die hunnen pligt wel waargenomen, en de achting van alwat in den lande wél denkt verdiend hebben, het slagtoffer zouden zijn van de afschaffing van een middel van belasting, waartegen de kreet van elk warm Vaderlander is opgegaan. De overtuiging daarvan behoort elk Ambtenaar aan te sporen, niet alleen om het ingekankerd kwaad te helpen uitroeijen, maar (waarvan wij onlangs een treffend bewijs kregen) ook zelf het vaderlandsch vuur aan te wakkeren, liever dan de nog niet uitgedoofde kool van het verbrande vreemde onkruid op te rekenen.