‘Dat ik weet niet. Op het kleine eirond van haar gelaat - dus ging hij voort - hangt zoo wat een digte nevel van verhevene droomerijen, en een donker wolkje van zorg: de eerste zal met de jaren wel verdwijnen; de tweede? de Hemel helpe u van dezelve af. Blond haar, dat met het haar van berenice aan den hemel wedijveren kan.’
‘Ik vrees, Mijnheer hoppe! dat gij mij in uwe beschrijving nog geheel in den hemel zult verplaatsen, om van mij met mijne harp hier op aarde maar ontslagen te worden.’
‘Wel nu, indien mijne beschrijving u niet elegant genoeg is! ik zou wel eens willen hooren, hoe een Meisje zichzelve prijst. Kom aan, laat u eens hooren!’
‘Dus - zoo begon ik - een arm ding, dat in de wereld niets te doen heeft, dan een' brief te bestellen; dat slechts éénen Vrend heeft, wiens naam zij bij ongeluk niet weet.’
‘Schielijk gaf hij mij nu nog een kaartje met zijn adres; maar ik was niet meer van mijn' tekst te brengen, want mijn hart werd aangedaan. ‘Een arm ding, - dus ging ik voort - dat achter zich niets te zien heest dan een graf, en voor zich niets ziet dan eene donkere toekomst.’
‘En den Heer tobias hoppe!’ riep hij, terwijl hij tegen over mij ging zitten. Ik moest evenwel lagchen.
‘Ik hoop, lief kind! - zeide hij na eene korte pauze - dat wij met elkander gekscheren.’
‘Ik voor mij heb in allen ernst gesproken.’
‘In ernst? Hemel! mijn lief kind! wat kan u dan bejegend zijn?’
‘Een engel des doods!’ zeide ik bedroefd.
‘Dit verdriet komt men in uwe jaren nog weer te boven. Maar inderdaad, ik vrees - zeide hij met een ernstig gezigt - dat de smart, die op uw gelaat geteekend is, eene andere scheiding tot oorzaak heeft, en dat gij u achter de lijkbaar verbergt, opdat ik de eigenlijke smart niet zien zal.’
‘Het is nog geene vier weken geleden, dat mijne Moeder in mijne armen stierf, en zij liet mij niemand achter, die met mij om haar verlies treurde.’
‘De Hemel beware mij, - zeide hij - dat ik die smart veroordeelen zou!’
‘Hij trok zijne muts over zijne oogen, en ging in den hoek van den wagen zitten. Ik zag hem met verontwaardiging aan; want ik dacht, dat hij er mede schertsen wilde.