Jésus. Par D.P.G. Humbert de Superville. A Leide, chez l'Auteur. 1815.
In ons Tijdschrift voor Kunsten en Wetenschappen, 1812, No. 15, gaven wij eene beoordeeling van het Fragment, waarvan hier eene nadere bewerking verschijnt. Wij kunnen echter niet denken, dat de Schrijver daarmede bedoeld hebbe, hetgeen hij in zijn kort berigt voor het Fragment als reeds voltooid aankondigt, namelijk het geheele Drame, en eene Verhandeling, tot algemeene Noot op het werk dienende. Immers, het stuk kan nu wel, zoo men wil, als een geheel worden aangemerkt, daar het met de kruisiging, die wij door eene verschijning ontwaren, en door eenige voorgaande en volgende tooneelen, meer leven en werking bekomt; maar als een dramatisch tasereel van die rijkste, en voor de menschkunde, gelijk voor de menschheid, belangrijkste gebeurtenis - van het liden des Zaligmakers - zal deze proeve toch niet gelden kunnen. Zonder nu onze aanmerkingen op het gezegde Fragment te herhalen, (die ook gedeeltelijk wegvallen, daar de Schrijver zijne aanprijzing der Redewet, tegenover het Geluk geplaatst, gelijk mede eene soort van Hymnus op de menschelijke vrijheid, wijsselijk heeft weggelaten, en ook hier en daar andere bekortingen in de al te lange redevoeringen heeft aangebragt) zullen wij ons slechts bij de nieuwe tooneelen bepalen, en nog iets van den heerschenden geest des werks zeggen, 't geen wij niet voorbij kunnen, hoezeer het met onze vorige beoordeeling meestal overeenkomt.
In het eerste tooneel verschijnt judas volkomen in het licht, waarin hem de Dichter beschouwt, niet door goud-, maar door eerzucht gedreven; die geenszins den persoon, welken hij voor den Messias houdt, door gevaar tot aanneming zijner waardigheid wil dringen, (volgens sommige Nieuweren) maar een eerzuchtig hoveling van herodes, die, in een oogenblik van drift, den man, die zijne plans in den weg schijnt te staan, aan zijne vijanden in handen levert. Doch hij gevoelt zeer wel 's mans grootheid, wordt verteerd door wroeging, en beraamt nu een ontwerp, om jezus te bevrijden, met zekeren bezek, eenen aanhanger van kajaphas, die hetzelve aan den Hoogepriester verraadt. Barrabas en