die zich door de revolutie verrijkt, allen, die zich door dezelve groot gemaakt hadden, konden zich als zoo vele overweldigers beschouwen; en buonaparte's overweldiging begunstigde en beschermde alle soort van overweldigingen. Buonaparte was, om zoo te spreken, in hunne oogen niet de vertegenwoordiger der natie; maar de vertegenwoordiger van alle hartstogten, van alle ondeugden en van alle belangen, welke de omwenteling had doen geboren worden: niet alleen beminde de natie buonaparte niet, maar niemand in Frankrijk was opregtelijk aan den geweldenaar verknocht; zijne aanhangers meenden in hem, de eene straffeloosheid zijner euveldaden te zien, de andere een middel ter voldoening van zijne staatzucht, van zijne ijdelheid of van zijne gierigheid. Men beminde buonaparte niet; men beminde slechts hetgeen hij beloofde, hetgeen hij gaf. Het al te befaamd geroep van leve de keizer! had voor hen, die het aanhieven, eene beteekenis, die altoos in verband stond met eenig persoonlijk belang, met eenig onteerend gevoel, voor hetwelk men niet durfde uitkomen. Wanneer een kleine of groote ambtenaar, een magistraatspersoon leve de keizer! riep, zeide hij in zichzelven: leve het geld, dat ik ontvang! De kamerheer zeide: leve de ordeslinten, leve de waardigheden van het hof! De soldaat zeide: leve de oorlog, en de voordeelen, die hij geeft! Het graauw zeide: leve het plunderen en de verdeeling der landen! De jakobijn: leve de revolutie!’
Verder eenige merkwaardige Anekdoten omtrent buonaparte; en, hetgeen wij vooral hier (nu in deszelfs geheel en onverminkt) met genoegen vonden, het antwoord van den Dwingeland op het rapport der Commissie van het Wetgevend Ligchaam, van 28 Dec. 1813, in hetwelk geheel de man in al zijn trots en afzigtelijkheid, en (Keizerlijken?) stijl en spreektrant te proeven is. Voorts een paar oude stukken ter vergelijking met de geschiedenis der omwenteling; en eindelijk het zeer bekende berigt van hetgeen te Fontainebleau tusschen buonaparte en eenige Generaals of Maarschalken gebeurd is, 4 April 1814.
Wij wenschen zeer, dat dit in Frankrijk, naar het schijnt, druk gelezen geschrift vele misleiden en dolzinnigen opregt voor den Koning winnen mag.