Walther, of het Kind van het Slagveld. Door A. Lafontaine. Met Platen. IIde Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo. 304 Bl. f 3-:-:
Wij willen nooit meer op den titel afgaan; want nu moeten wij onze woorden intrekken. Wij meenden zeker, dat het kind van het slagveld eene hoofdrol spelen zou; maar, lieten wij aan het eind van het eerste deel dien held nog nagenoeg in de rokken, ook bij den afloop nu der geschiedenis hebben wij er niets naders van vernomen, dan dat deszelfs ouders dit kind gelukkig wedervonden, en wel door de werkzame bemoeijingen van de Signora Actrice, waarvan wij reeds zoo loffelijke melding maakten, en die dan eeniglijk schijnt geboren te zijn om ieder braaf mensch te vervrolijken, en den grondslag te leggen tot eens ieders geluk. Zij is inderdaad de ware heldin dezer geschiedenis, en verdient elks hoogachting, liefde en lof. ‘Ik wenschte wel eens te weten,’ zeide zij, ‘wat zotskap het geloof in de wereld heeft gebragt, dat de Duivel alleen het regt zoude hebben, om de bevalligheid, de schoonheid, eene schoone stem, een' lossen dans, aangename woorden, en de hartstogten, tot valstrikken en netten voor de arme deugd te gebruiken; en niet de dankbaarheid en de deugd, om goed te doen.’ Zij betwistte den Duivel dit regt, en deed dit met het uitmuntendst gevolg. Wij verblijden ons zeer, dat zij niet alleen die zaligheid van weldoen in eene ruime mate genoot, maar ook uitwendigen voorspoed en eenen man bekwam, die harer volkomen waardig was. Het meesterstuk harer kunst is de volkomene genezing eens edelen mans, die door grievende teleurstelling en ongeluk tot menschenhaat en wanhoop aan menschelijke deugd en aan God vervoerd was. Op dit ééne komt eindelijk alles neder, en is alzoo een schoon geheel; en alles is zoo natuurlijk geschreven en uitgevoerd, dat men, bij het lezen der vele onwaarschijnlijkheden, al het onwaarschijnlijke te eenemale vergeet. Wij zien alle onze waardige vrienden, met welke wij in het eerste deel kennis maakten, nu aan het slot des verhaals in het vol genot van aardsche
zaligheid, en op het toppunt van alle hunne wenschen. Meer behoeven wij hier met bij te voegen, daar de lezers van het eerste deel zeker