Angelion de Toovenaar, in het Landschap Elis. Eene zonderlinge Geschiedenis. Door C.F. Benkowitz. II Deelen. Met Platen. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo. Te zamen 520 Bl. f 5-12-:
Deze roman onderscheidt zich door vele verschillende bedoelingen. Het landschap Elis is bij uitstek merkwaardig: daar moeten nog de meesterstukken der oude Grieken in grooten getale voorhanden, maar voor de kunst verloren, en nu reeds zoo vele eeuwen met puin en aarde bedekt zijn. Waar men in Griekenland ook naspoorde en zocht, hier drong nog geen kunstkenner door; en echter kan men juist hier den grootsten schat verwachten. Dit verzierd verhaal moge den lust tot zoodanige reize opwekken! Angelion heeft zich daar gevestigd; het vermoeden, dat hij een toovenaar was, maakte, dat hij daar lang en onbelemmerd zoeken kon; hij vond ook onnoemelijk veel, en, een echt kunstkenner zijnde, zoo zijn zijne berigten uitnemend geschikt om het kunstgevoel op te wekken en te scherpen. Ziet daar reeds twee bedoelingen van dit boek. Eene derde is: eene aaneenschakeling van de zonderlingste en ongerijmdste gebeurtenissen, die volstrekt naar tooverij zweemen, en zich eindelijk alle natuurlijk oplossen, ten bewijze, dat er niets zoo wonderbaar is, waarvoor men geenen sleutel vinden kan. Deze soort van roman is niet nieuw, en wordt nog al gretig gelezen. Te dezen aanzien is de schrijver het minst met zijn werk te vreden; en wij moeten hem gelijk geven, - niet, dat er niet al, wat maar vreemd en ongeloofelijk is, wordt opeengehoopt, - maar de eindelijke natuurlijke ontknooping heeft, denkelijk, in het oog van den schrijver, even als in het onze, nog wat al te veel onwaarschijnlijks. Eindelijk was ook het doel van den schrijver, gelijk dat van iederen romanschrijver, den lezer te onderhouden. En ook hier zijn wij met hem te vreden, en twijfelen zelfs geen oogenblik, om het werk te dezen aanzien boven een aantal romans te stellen, die druk gelezen worden. De liefde, dit spreekt van zelve, speelt onder alles ook eene aanmerkelijke rol. Wij vonden, en dit is mede eene goede aanprijzing, niets, waarbij de onschuld blozen moet.