Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlands Behoud, in 1815; Lierzang. Door Mr. H.A. Spandaw. Te Groningen, bij W. Wouters. In gr. 8vo. 20 Bl. f :-6-:De Heer spandaw herinnert ons opzettelijk, en zeer gepast, aan zijn vroeger dichtstuk op Nederlands Verlossing. Wij hebben destijds van hetzelve gezegd, dat de geheel eigene behandeling, en zachte, bevallige trant, het gewone uitwerksel van veel lezens over hetzelfde onderwerp bij ons geheel voorkwam. Dit is even zoo toepasselijk op dit stukje. Dankbare vreugde over behoudene vrijheid en vaderland - geen uitgelaten gejubel over bevochten zege en glorie - dankbare vreugde, den helden in den strijd, den Vorsten en volken van het groote verbond gezamenlijk toegezongen, maar inzonderheid den landgenoot, bovenal den Kroonprins, den leonidas bij den viersprong, gewijd, - deze is de inhoud en geest van het geheel. Met veel smaak, met blijk van geleerdheid, en eenen zachten, min schitterenden dan inwendig warmen gloed, is het geheele tafereel behandeld. Wie begint te lezen, die leest al ongevoelig voort; zelfs hij, die anders geen liefhebber van poëzij is, en inzonderheid den hoogen toon der lier niet kan verdragen. Het natuurlijke, nergens gezwollene, schijnbaar kunstelooze, brengt dit van zelve mede. Het is toch, of men altijd merken en gevoelen kan, dat een dichter zoo wel, als een prozaschrijver, met de ouden bekend is. | |
[pagina 311]
| |
Intusschen willen wij hiermede niet gezegd hebben, dat dit stuk - zelfs in zijne soort - volmaakt zou zijn. Al in den beginne verraadt dat schulde voor schuld toch eene zekere verlegenheid om het rijmwoord, die den eenvoudigsten, en hem welligt meest, te eer hindert, hoe kunsteloozer zich de geheele manier voordoet. Op den duur is het ook moeijelijk te vermijden, en metderdaad niet altijd vermijd, dat men vervalle tot al te prozaïsche, en op zichzelve onwelluidende regels. Juist het eenvoudige, en de gemakkelijke rolling der verzen, vereischen de uiterste waakzaamheid van den goeden smaak hiertegen. Is b.v. Neen! de held zal nimmer wijken,
Zoo geen pligt het hem gebiedt:
geen bewijs dezer waarheid? Ook moet een stuk in dezen trant gewis niet te lang gerekt worden; en de Heer spandaw heeft, naar ons oordeel, wel en juist gehandeld, hetzelve besluitende met zegenbeden, in eene andere, wat langere, maat vervat. Het geheel zal nu niet ligt iemand, wiens smaak als door te heete, sterk gekruide, spijzen niet dadelijk bedorven is, zonder voldoening uit de handen leggen. De tekst, dien wij u zoo terstond, ten staal, zullen voorleggen, is, ten aanzien van den grond der verpligting, uit de geschiedenis zoo wél opgehelderd, uitgebreid, en met smaak gevarieerd, als men kan wenschen. Dank hebbe de zacht- en zuiver-gevoelige zanger! Heel de wereld brengt u hulde,
Helden in den heil'gen strijd!
En ze erkent u hare schulde,
Die het nakroost nimmer kwijt:
Hulde aan Pruissen en Brittanje!
Hulde u, blinkende oorlogsstoet,
Die de vrijheid van Germanje
Hebt bezegeld met uw bloed!
Dat Euroop' ter uwer glorie
Onvergangb're zuilen bouw'!
Dat de Muze der historie
De eeuwen melde uw' moed en trouw!
| |
[pagina 312]
| |
Moge in zonneluister schijnen
De eerkroon op uw roemrijk hoofd!
Dat de gloed van haar robijnen
Door geen' tijd worde uitgedoofd!
Ook de Belgen en Batauw'ren
Hechten paarlen aan die kroon;
Maar de schoonste van hun lauw'ren
Bieden zij hun's Konings Zoon!
Hem is aller hart geheiligd,
Hem, die aller borst bezielt,Ga naar voetnoot(*)
Die den Viersprong heeft beveiligd,
En het Vaderland behield!
Wij verheugen ons, bij zoo veel treffelijks als wij reeds ontvingen, in het bezit ook van dezen zeer verdienstelijken Lierzang. |
|