Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 219]
| |
November MDCCCXIII. Lierzang, door J. Scharp. In 's Gravenhage, bij J. Allart. 1815. In gr. 8vo. 37 Bl. f 1-5-:Schoon er over de zegenrijke verlossing van ons Vaderland in 1813 reeds zeer veel, en daaronder eenige stukken van hooge waarde, in het licht zijn verschenen, en de Heer scharp met dit gelegenheidsvers wat heel laat komt, is het toch, naar ons inzien, der uitgave dubbel waardig. Het prijst zich aan door dichterlijke schoonheden zoo wel, als door het gevoel en den zuiveren patriottischen gees van den Maker. Ook hier is de leus overal: afkeer tegen den Overweldiger en zijne dwingelandije, vergeting van het gebeurde, verzoening tusschen alle partijen, eensgezindheid omtrent de zaak van het Vaderland, en liefde voor den Vorst en het Huis van Oranje! Daar het doel des Dichters zoo edel is, en het Dichtstuk zelve, over het geheel, zoo veel voortreffelijks bezit, willen wij op eenige stootende uitdrukkingen, niet poëtische regelen en andere feilen niet bijzonder hechten, maar ons thans bepalen tot deze algemeene loffelijke vermelding, en de overneming, met eenige kleine aanmerkingen, van een paar coupletten, waaruit men des Schrijvers dichttrant en wijze van denken zal kunnen opmaken: Hier (op Corsica) zocht nu de Heerschzucht, die stout en vermetel,
Den afgrond ontworstelde, een plaats voor haar' zetel
En dien van haar zusters, Verwoesting en Dood,
Zij zocht die, en vond die; zij zag Bonapatte,
En vestte haar' troon in het zwellende harte,
Nog zwarter dan de afgrond, waaruit zij ontvlood:
Toen rees er een damp op, die 't hoofd hem vervulde
Met droomen, waarin heel het menschdom hem scheen
Geknield aan zijn voeten, met siddring en hulde,
Als waar' hij hun Koning en God maar alleen.
En vervolgens: Helpt allen! door eendragt! geen oog zij ontstoken,
Geen ziel meer met wrevel, geen wrok zij gewroken,
| |
[pagina 220]
| |
De leus zij ‘verzoening,’ en de eendragt maak' magt!
Veracht hem alleen, die slaafs zich verneêrde,Ga naar voetnoot(a)
Gekromd en op kniën den Dwingland vereerde,
En, als hij er bij was, den wierook hem bragt,
Maar, was hij vertrokken,Ga naar voetnoot(b) het eerst op hem smeelde,
Voor wien hij zoo even zich, kruipende, boog,
De rol van aanbidder, als huichelaar, speelde,
En beide het Land en zijn' Meester bedroog.
Veracht hen, die deGa naar voetnoot(c) Hollandsche rondheid verbande,
En, stellende, uit hoogmoed, zijne eer in zijn schande
De ketens verzwaarde van 't zielenverdriet;Ga naar voetnoot(d)
Nog meer hem, die woorden en hoorbare zuchten,
Die 't zwoegende hart, onvoorzigtig ontvlugtten,
Aan de Inquisiteuren der Vrijheid verried:
Veracht hen, maar, zoo nog in 't hart van die snooden
Een enkele bloeddrop der vaderen zweeft,Ga naar voetnoot(e)
Dan heeft hunne wroeging uw haat niet van nooden;Ga naar voetnoot(f)
Vergeeft hun, gelijk hun Oranje vergeeft.
|
|