oude Profeten moeten gelijkstellen, (geheel wil onze Schrijver dit ook niet doen) en waarom juist deze berkhey, en niet een of ander voornaam en godvruchtig Leeraar, met deze gave der voorzegging begunstigd werd, enz. enz. leze en onderzoeke, wie wil, in dit kleine boekje, tot zijne leering en stichting. En komt ook de zwarigheid daarbij op, of die waardige man, zoo hij nog leeft, (obiit, tot narigt van onzen Schrijver) daarmede, om meer dan ééne reden, wel zal gediend zijn, dat men hem in den rang der Profeten plaatsen wil; die zwarigheid vervalt bij het schrander antwoord, dat, die voor geen Profeet wil aangezien worden, ook niet profeteren moet! - Wat ons betreft, wij erkennen gaarne en dankbaar, dat eene wijze Voorzienigheid, in alles werkzaam, ook door zoodanige dichterlijke gevoelens en uitzigten den moed en de hoop bij velen levendig hield, en den ijver en het stille aanhoudende gebed voor Vaderland en Oranje krachtig heeft opgewekt; even zeer als door de meer beredeneerde en koele berekeningen van kundige en doorziende Vaderlanders, die, den loop van vroegere en latere gebeurtenissen beschouwende, reeds vroeg, en al in 1795, ons de eindelijke herstelling, maar dan ook met grooter magt en luister, van het Huis van Oranje meer dan eens hebben in het oor geluisterd, met reeds toen, in ons oog, niet onwaarschijnlijke bewijzen. Wij verheugen ons hartelijk over de eindelijke bevestiging van alle zoodanige blijde uitzigten; maar, bij den mogelijken pennestrijd: ‘of en in hoe ver onze berkhey en anderen iets hadden van den geest der oude Profeten, in eenen Bijbelschen zin?’ blijven wij liefst geheelenal onzijdig.