| |
Het staatkundige, krijgskundige en ambtelooze Leven van den Generaal Moreau, van zijne geboorte af tot aan zijnen dood; benevens stukken ter regtvaardiging enz., zijne Lijkrede, en eene historische schets over Pichegru. Door A. de Beauchamp. Uit het Fransch. II Deelen. Te Deventer, bij J.W. Robijns. 1815. In gr. 8vo. Te zamen 460 Bl. f 3-12-:
De Fransche revolutie heeft misschien slechts ééne schitterende zijde. Zij heeft een aantal voortreffelijke talenten ontwikkeld en in het licht gesteld. Op het staatstooneel, echter, mag dit zelfs naauwelijks eene schitterende zijde heeten. Zoo er toch onder die voortreffelijke talenten waren, met goede eigenschappen van
| |
| |
het hart gepaard, dezen verdwenen welhaast, en hunne gedachtenis zelve - ten ware hunne ongelukken dit verhoedden - is bedolven in den troebelen stroom. Op het krijgstooneel is het eenigzins anders gesteld. De eerste omwentelingsdrift in Frankrijk had hare, ten minste verschoonbare, zijde. Men mag vrijelijk vooronderstellen, dat, onder andere, de jeugd veelal eene zuivere vlam in het binnenste koesterde, niet doelende dan op ingebeelde vrijheid, gelijkheid en broederschap, handhaving der regten van den mensch, evenredig en onbepaald genot van de gaven der natuur. Maar de jeugd, maar zij, die het opregt meenden met den vaderlande, grepen naar de wapenen ter verdediging; terwijl de sluwe eerzucht naar het roer der regering tastte. Alwie met de geschiedenis der omwentelinge maar eenigzins is bekend, weet, dat in het leger zelden die gruwelen plaats hadden, welke de burgermaatschappij en den zetel des bewinds verontreinigden; dat men - wonderbare ommekeer! - derwaarts vlugtte om veilig te zijn, ja vaderland en vrijheid en eer nog slechts in het leger aanwezig achtte - ongeveer als de Atheners op de dobberende schepen. Dat velen der grootste Fransche krijgslieden in den eersten tijd der omwentelinge brave menschen waren, schijnt te mogen worden gegist uit het lot, dat zij door en bij het bloedbestuur ondergingen. De orde en tucht, door hen gehandhaafd, getuigen daarvan mede. Helaas! zij vielen slechts wat later dan hunne broeders op het staatstooneel; en waar, behalve den oorlog, de moordbijl of de verbanning nog eenigen had gespaard, daar wist napoleon, in het vervolg, vergif en koord, en wie weet wat niet meer? te bezigen, om den drom zijner trawanten al verder te zuiveren. Hoewel - eere, wien eere behoort! en wij willen zoo min ten nadeele hebben gesproken van den Prins, die hem ontliep, als van de Maarschalken enz., die hem hebben laten loopen.
Dan, geen van allen heeft zijnen roem onbevlekter bewaard, of, zoo de zaak, welke hij eerst voorstond,
| |
| |
dien mogt verdonkerd hebben, schooner gezuiverd, dan moreau. Als krijgsman, was hij de grootste kunstenaar om menschen te behouden - buonaparte om ze te verdelgen. Als burger, weigerde hij allen bewind, waartoe hij zich ongeroepen voelde - de ander zocht en vermeesterde het. Als Franschman, getroostte hij zich het dubbelzinnig licht, waarin zich ieder plaatst, die de legers van zijn vaderland bestrijdt, om, zonder bejag van eeretitels of vergeldingen, den heldendood te sterven op het pijnlijk bed van eer, zoodra het duidelijk bleek, dat schande en vloek het éénig deel zijner landgenooten waren, onder eenen man - die, daarentegen, brommende woorden uitstalde, en, niet dan voor de zijnen zorgende, met een ruim bestaan schandelijk afdroop naar de gevangenis. Als mensch, als echtgenoot en huisvader, zoo wel als vriend, blijkt moreau zeer achtenswaardig te zijn geweest - terwijl deze titels onder den ganschen stoet van zijnen nijdigen vervolger de éénige onbekende waren.
Deze overwegingen zullen niet nalaten, opgemelde werk te doen zoeken; schoon de algemeene trekken van 's mans geschiedenis niet noodig hebben, bij wijze van uittreksel, door ons aan de hand gegeven te worden, en wij, behalve in ons Mengelwerk eene vrij uitvoerige levensschets, alreeds een stuk van den Heer de suinine hebben vermeld, waarin het laatste tijdperk zijns levens zeer uitvoerig en naauwkeurig wordt beschreven; hebbende hetzelve ook blijkbaar bij dat gedeelte dezer levensbeschrijvinge ten grondslag verstrekt. Doch hier vinden wij een weluitgewerkt geheel, zonder groote uitvoerigheid, vooral ten aanzien van het krijgskundige; hebbende hijzelf hieromtrent niets dadelijks nagelaten. Dit laatste moge te beklagen zijn voor de krijgskunst en hare liefhebbers! - de gewone lezer verlangt gewis niet meer naar breede oorlogstafereelen, met wier versche geheugenis wij nog als overkropt zijn. Overigens krijgt men van den man te weten, wat men meest verlangt. De bouwstoffen tot zijne geschiedenis schijnen even zoo zorgvuldig verza- | |
| |
meld, als wel geordend, te zijn. De behandeling, de toon en stijl zullen niet ligt iemand mishagen. En voor ieder, die prijs stelt op eene juiste en zekere kennis der zaken, is het tweede deel, geheel uit dus genaamde stukken ter regtvaardiging bestaande, en zeer veel belangrijks inhoudende, gewis overwelkom. Men vindt hier, om het gezegde te staven, al de stukken, tot zijn proces betrekkelijk, inzonderheid zijne en zijns Advocaats verdediging enz., als ook zijne lijkrede.
- De schets over pichegru is kort, dus natuurlijk minder volledig, en, schoon niet onbelangrijk, vooral ten aanzien zijner onderhandelingen met de Fransche Prinsen, gedurende zijnen dienst als Generaal, en zijne verdere staatkundige loopbaan, echter min naar onzen smaak, om het gesnork op de Fransche overwinningen. Helaas! ons dierbaar vaderland was het ongelukkig voorwerp van 's mans luisterrijkste zegepraal. De Voorzienigheid liet toe, dat onze rivieren bruggen werden voor het geweld, dat onze dwaasheid daarenboven veelal toejuichte, onze verdeeldheid hielp zegevieren, onze schandelijke ontevredenheid verdiende te ondergaan. Dit is zekerlijk zoo min de schuld van pichegru, als van zijnen levensbeschrijver. Maar de wijze, waarop deze ons - zonder op gezegde omstandigheden behoorlijk te letten - als in triomf ronddraagt, en dwaasselijk snoeft op de vreugde, waarmede de Frarsche Generaal hier werd ontvangen - welk Nederlander zou dat niet hinderen?
De vertaling is vloeijende. Intusschen schijnt zij ons toe, hier en daar ongeoorloofde vrijheden te gebruiken - als: een kundige aftogt, staatkundige kennissen, een stap berouwen, menschelijke waarschijnlijkheden, enz. Ook deugt pijllooze wegen volstrekt niet.
Tot een staal kiezen wij de volgende vereerende anecdote, uit de geschiedenis van moreau; benevens den aanhef zijner aanspraak voor de criminele regtbank, die hem moest vonnissen, uit de bijdragen.
‘De Aartshertog (jan van Oostenrijk) had (na den
| |
| |
verloren slag bij Hohenlinden) de artillerijpaarden doen uitspannen, en vele stukken geschut achtergelaten, ten einde de karren, die met gekwetsten beladen waren, te kunnen vervoeren. Moreau, onderrigt van de oorzaken, die hem deze gansche artillerij in handen had doen vallen, rekende het zich onwaardig, dezelve te behouden; hij zond het geschut aan den Aartshertog terug, en verzocht hem te willen toestaan, dat hij aan deze de menschheid zoo vereerende daad ook mogt deel hebben.’
Mijne Heeren!
‘Voor Ulieden, Mijne Heeren, verschijnende, verzoek ik, dat men een oogenblik mijzelven gehoor verleene. Mijn vertrouwen op de genen, die ik tot mijne verdedigers gekozen heb, is onbegrensd; ik heb hun zonder eenige voorbehouding de zorg opgedragen om mijne onschuld te verdedigen: door hunnen mond alleen wil ik tot de geregtigheid spreken; ik gevoel echter de noodzakelijkheid, dat ik zelf spreke, zoo wel tot U, als tot de natie.’
‘Ongelukkige omstandigheden, door het geval ontstaan, of door den haat berokkend, kunnen voor eenige oogenblikken het leven van den braafsten man verdonkeren. Met zeer vele behendigheid kan somtijds een misdadiger niet alleen alle op hem gevallene vermoedens, maar zelfs de bewijzen zijner euveldaden van zich verwijderen. Een gansche levensloop is altijd het voldoendste en zekerste bewijs ten voorof nadeele van eenen beschuldigden. Het is dus mijn geheel leven, dat ik de beschuldigers, die mij vervolgen, tegenstel. -
Ik had mij der beoefeninge der wetten gewijd, in 't begin van die omwenteling, welke ten grondslag der vrijheid van het Fransche volk moest verstrekken: zij veranderde mijne levensbestemming; ik wijdde haar
| |
| |
der wapenen toe: eerzucht was geenszins de drijfveer, waarom ik mij onder de soldaten der vrijheid plaatste; den staat des krijgsmans omhelsde ik uit eerbied voor de regten der natie: krijgsman werd ik, omdat ik burger was. Dit karakter droeg ik onder de banieren, en heb er het steeds onder behouden. Hoe grooter voorstander der vrijheid ik werd, des te sterker invloed had de tucht op mij. -’ |
|