offeringe echter geniet in de armen zijner beminde, daar het voorwerp zijner edelmoedige opoffering eindelijk blijkt zijne zuster te zijn. Grenoville, of de getrouwe Liefde, is vooral tegen de wanhoop en den zelfmoord gerigt. - Van de Brieven verdedigen die tusschen Felix en Gorman de bestiering der Goddelijke Voorzienigheid, bij de voor het oog meest ondoelmatige rampen;
en die van Emilia aan Karel geven geen onaardig romannetje, waarvan wij niets meer kunnen zeggen, dan dat men het nog al met genoegen leest, en alleen maar vindt, dat het niet zeer waarschijnlijk is. Uit den Brief van Gorman aan Felix deelen wij het volgende mede, dat ons bijzonder beviel:
‘Wanneer een wijs Opperwezen, zegt gij, het sterflot der menschen bestuurde, dan zouden alleen de afgeleefden en nutteloozen sterven; dan zoude niet uwe moeder in de kracht des levens aan haar pasgeboren wicht, waarvoor de voedende melk in haren boezem reeds opwelde, ontrukt zijn; geen veelbelovend kind, geene jeugdige bruid zouden alsdan den doodslaap insluimeren. - Maar juist hierin, Felix, zoude ik op een wijs bestuur opmerkzaam gemaakt worden, wanneer ik dat nog nimmer erkend had. De zwakste, de meest asgesletene raderen en veren van een werktuig, dat slechts door den werkmeester opgewonden wordt, moeten immers het eerst breken.’ Hierop volgt het voorbeeld van eenen boomkweeker, dien Gorman bezig vond: ‘Hier bleef een oude stervende boom staan, omdat hij nog eenigen tijd anderen moest beschutten, omdat, door hem te ontwortelen, ook de wortels van andere boomen zouden beschadigd worden, of omdat zijn val eene noodelooze verwoesting zou aanrigten. Daar werd een jonge boom uitgeroeid, omdat de kundige kweeker voorzag, dat hij nooit aan het oogmerk voldoen zoude, of dat hij tot nadeel van anderen zoude opgroeijen. Ginds werden jeugdige telgen verplant, omdat de plaats hier niet voor haar geschikt was, en zoo al voort. - Had nu een onkundige over dat bosch het bestuur gehad, welligt waren alsdan al de oude boomen uitgeroeid, en voorzeker de geheele kweekerij bedorven. - Wel nu, Felix! zou uw woest en blind Geval - waardoor gij immers toch den onbestuurden loop der dingen verstaat - niet op dezelfde wijze als de onkundige boomkweeker handelen?’ enz.