dier tijden, met betrekking vooral tot de gezindheden zoo wel als lotgevallen der toenmalige Christenen, zal opleveren. Het wordt opzettelijk vergeleken met het werk van den Heere de chateaubriand, les Martyrs, ou le Triomphe de la Religion, waaraan het, toevallig genoeg, weinige dagen is voorafgegaan; te Weenen in het licht verschijnende, terwijl het ander te Parijs werd afgedrukt. De Schrijfster zelve, echter, noemt het eenvoudig Roman, en bekreunt zich ook aan tijdrekening en dergelijke niet. Wat wij tot hiertoe gelezen hebben, heeft ons slechts van lieverlede tot eenige opmerkzaamheid op het, aldus aangewezen, eigenlijk onderwerp gevoerd. Het zijn brieven tusschen twee zeer aanzienlijke en in vele opzigten merkwaardige en belangrijke Romeinsche vrouwen; tusschen eene van dezelven en eenen edelen en voortreffelijken inwoner van Nikomedië, de Aziatische zetel des Romeinschen bewinds, thans onder vier Cesars verdeeld; tusschen dezen, den held agathokles zelven, en eenen Armenischen Prins, den minnaar van eene der dames, en eenen phocion, den leermeester van agathokles, en eene larissa, zijne geliefde; tusschen deze laatste en eene vriendin, benevens anderen, gezamenlijk aanhangers van het Christelijk geloof. De inhoud is in zekeren zin dezelfde met dien van elken beginnenden Roman, schoon op zijne bijzondere, naar tijd, plaats enz. geschikte wijze. Wij kunnen, of willen, daarvan nog niet veel zeggen. Gaarne betuigen wij alleen, dat de lektuur ons zeer behaagde; dat zij ons een wezenlijk belang inboezemde. Stoffe en vorm droegen hiertoe bij. De brieven zijn altijd natuurlijk, onderhoudend; dikwijls gewigtig, schoon. Men ziet, dat de Schrijfster het tooneel en kostuum kent, hetwelk zij gekozen heeft, en, bij het opdelven van dezen schat, gelijk gene
zonen in de fabel, tevens den grond (van haren geest) vruchtbaar gemaakt heeft, en alles goeds en schoons rijkelijk deed gedijen. Zij behoort, buiten twijfel, tot de Roomsche kerk; men ziet dit ook aan enkele trekjes, zonder dat het echter het redelijke, het zuivere en schoone der denkwijze, haren Christenen toegeschreven, eenigermate schaadt. Misschien zondigt zij zelfs eenigzins op eene andere wijze, door eene enkele keer te veel wijsgeerte onder deze begrippen te laten loopen; dezelve al te veel de kleur eener gewone, schoon hoogverlichte, denkwijze te doen aannemen, in plaats van dat kinderlijke, hoe-