alzoo wel voorbereide leerling zou, buiten zijne schuld, dan wel minder voldoen. De behoeften van onderwijzer en leerling zijn zeer verschillende; en het is niet onwaarschijnlijk, dat dit werkje van den Eerw. prins aan sommigen onzer Ambtsbroederen voor hun catechiseren zeer aangenaam en wezenlijk nuttig is. Wij voor ons zouden al ons genoegen in het onderwijs verliezen, indien wij aan brink als tekst en aan prins als uitlegger ons moesten binden. Wij volgen, bij ons onderwijs in den Godsdienst, bij sommige leerlingen dit, bij anderen een geheel ander leerboek, als leiddraad; het boekje geest ons de punten slechts aan, die wij bespreken, en (wij ontveinzen het niet) het boekje zelve, indien het maar ordelijk is, wordt ons hoe langer hoe meer al vrij onverschillig; aan eens anders uitbreiding hebben wij vooral weinig, en wij denken, dat ook eene uitbreiding, door ons zelve opgesteld, onzen leerling maar weinig dienst zou doen. Waarheid blijft wel altijd dezelfde, schriftuurtekst wel schriftuurtekst, (maar wij en de leerling hebben hier doorgaans overvloedige keuze;) dan de wijze, waarop wij de waarheid voelbaar maken, verschilt nagenoeg ieder catechiseeruur en voor iederen leerling. Vraagt men ons, of wij op die wijze kundige lidmaten vormen? zoo moeten wij zeggen: dit is, helaas! somwijlen ellendig genoeg. Evenwel, wij hebben er van tijd tot tijd, die wij durven monsteren; en, wat de overigen betreft, dan gaat het toch zoo al, gelijk wij vreezen, overal. Een vraagboekje, en eene handleiding bij hetzelve, waaraan zich onderwijzer en discipel binden, is bijzonder goed om eenige figuur te maken bij den Broeder Ouderling, die de aanneming bijwoont; of ook wel in het publiek voor de Gemeente, gelijk nu zoo hier en daar op sommige plaatsen het geval wordt; maar den Godsdienst regt te verstaan en te gevoelen, is nog iet anders.
Hetgeen wij te dezer gelegenheid zeggen, is echter geenszins ter benadeeling van onzen Broeder prins of zijn werk; o neen! wij gelooven zelve, dat hij het met