blik van mij verwijderen kan, dat ik nu de laatste maal tot u spreek, in de hoedanigheid van eenen, u gewoonlijk bedienenden Leeraar; en omdat ik genoodzaakt ben, in die hoedanigheid mijn afscheid te nemen; terwijl mijn Opvolger zich ook heden gereed maakt om tot u over te komen.
Het zal nog maar weinige menschen heugen, dat ik in de maand Maart in het jaar 1756, als een jongeling, op dezen zelfden predikstoel, mijne Beproevingspredikatie deed, waarop de aanzienlijke Ambachtsheer van Brandwijk en Gijbeland mij met de Predikantsplaats in zijne heerlijkheid begunstigde; waar ik ook den 11 Julij 1756, en dus voor meer dan 46 jaren, door eenen uwer uitgediende Leeraren bevestigd werd. En het zal nu, te Kersmis, 28 jaren zijn, dat ik, door eene bijzondere bestelling der Voorzienigheid, van Oud-Alblas, waar ik omtrent 4 jaren het Evangelie predikte, in deze Gemeente beroepen werd, in welke ik den 26 Maart 1775 bevestigd ben, door eenen uwer Leeraren, die ook nu al, voor eenigen tijd, zijne rust genomen heeft.
Onder dit alles heb ik nu den ouderdom van meer dan 70 jaren bereikt; en ik zoude gaarne nog eenigen tijd in den dienst volhard hebben, doch eene opkomende kortademigheid maakte, al eenigen tijd, mij sommige deelen van mijnen dienst onmogelijk. Eene onlangs daarbij gekomen smertelijke bezoeking noodzaakte mij geheel, mijn Emeritusschap te verzoeken, 't welk mij dan ook op de loffelijkste wijze is toegestaan; en waarvoor ik hier mijne dankbaarheid openlijk betuige, zoo aan het Departementaal Bestuur, als aan dezer Stads Regering.
Zoo ben ik dan nu aan het einde van mijne loopbane gekomen; en in dit ontzaggelijk tijdstip zal ik mijzelven niet prijzen, maar ootmoedig erkennen, dat ik mijn werk, niet dan onder vele zwakheden en gebreken, volbragt heb. Dit alleen durf ik zeggen, dat ik mijnen tijd en arbeid het meeste befteed heb, om de H. Schriften met de zuiverste waarheidsliefde te onderzoe-