| |
Levenswijze en vermakelijkheden der Londensche groote wereld.
Londen splitst zich in twee groote hoofddeelen, die in weinige aanraking met elkander staan. Het eene heet de City, het andere the west end of the Town, het westelijk gedeelte der stad. De City wordt door het volk (de burgerij) bewoond; dat is te zeggen, kooplieden, negocianten, bankiers en alle klassen der lieden van bedrijf. Het westelijk gedeelte wordt van het Hof, den adel en alle die genen bewoond, welke tot het fascionable people, tot de groote wereld (beau monde) behooren. De rijkste bankiers wonen hier met hunne familien, en hebben in de City slechts hunne kantoren. Deden zij dit niet, zoo zouden zij van de groote cirkels uitgesloten worden; want men maakt van lieden, die niet in het schoone gedeelte der stad wonen, niet veel werks; schoon de bewoners der City, van welken een aanmerkelijk getal de rijkste adelijke huizen in bezittingen niets toegeeft, zich over deze minachting zoeken te wreken, door de weelde en manieren der lieden van den toon na te bootsen, en soms in stijfheid te overtreffen: gelijk het aan belagchelijke voorbeeiden daarvan, ook onder de geringere klassen, niet ontbreekt.
Voor de ijdelheid dezer lieden, vooral de vrouwen, is het gelukkig, dat de bewoneressen van het westelijk gedeelte nim- | |
| |
mer het geheele jaar in Londen blijven. Zij vertoeven hier slechts eenen bestemden tijd, welke the season, het saizoen, genoemd wordt. De rest van het jaar brengen zij met hare mans op het land door. Nu zou men zich verbeelden, dat dit saizoen met den winter beginnen moest; doch dit is het geval in het geheel niet. De Engelschen zijn niet te vreden, slechts daardoor met de natuur in strijd te zijn, dat zij van den dag nacht maken; bij hunne saizoenen grijpt dezelfde verkeerdheid plaats. Dezelve beginnen in Februarij, en bij lieden van den hoogsten toon zelfs in Maart, en eindigen den twaalfden Augustus, op den verjaardag van den Prins Regent, wanneer de gansche adel ten hove verschijnt. Is dit tijdsgewricht voorbij, zoo laat men zich niet weer in de stad zien voor het volgende saizoen, met uitzondering van den 18 Januarij, wanneer men, om de beau monde te dwingen hare sloten te verlaten, den verjaardag der Koningin viert, welke eigenlijk in Mei invalt. De schoone vrouwen, echter, nemen tot allerlei soort van ontschuldigingen hare toevlugt, om zich van deze reis te ontslaan. De gewoonste weg is, zich in den rouw te steken. Om daartoe een voorwendsel te hebben, doen zij zich, veertien dagen vóór het invallen van het feest, berigt geven van alle de personen, welke sedert zes maanden in de provincie, waarin haar slot ligt, zijn overleden. Kunnen zij slechts met eenige waarschijnlijkheid opgeven, dat een dezer personen met haar vermaagschapt was, hoe verre dit ook mogt zijn, zoo betreuren zij terstond in de nieuwspapieren haar verlies, kleeden zich in het zwart, en schrijven den Kamerheer, dat zij in black gloves, in zwarte handschoenen, gaan, en dus niet in de gelegenheid zijn om Hare Majesteit hare hulde voor de voeten te brengen. Zoo
worden in Engeland dikwijls personen, die bij hun leven niemand gevonden zouden hebben, die met hen zou willen verwant zijn, na hunnen dood, in de nieuwspapieren, op het smartelijkst betreurd.
De smaak voor paarden, welke bij alle Engelschen heerschende is, en inzonderheid bij de rijksten, beweegt hen somtijds, zichzelven in koetsiers om te scheppen. Men ontmoet hen nu en dan in Hydepark, rijdende eenen, in den smaak eener Diligence vervaardigden, met vier paarden bespannen wagen, die Mailcoach heet. Zij zijn dan zonderling gekleed; het gewaad, dat zij bij deze gelegenheid dragen, heet prime- | |
| |
bung-up; voor de borst dragen zij eenen ruiker, die uit de schoonste bloemen moet bestaan. In den wagen zitten de bedienden. Zij vormen somtijds eene klub, die uit omtrent twintig wagens bestaat. Dan rijden zij wel eenige uren van de stad, om het middagmaal te gebruiken; en wie hen des avonds op den weg ontmoet, is er erg genoeg aan toe; want gemeenlijk zijn zij duchtig bezopen. Inderdaad gebeuren bij zulke pleiziertogtjes meest altijd ongelukken, waarvan zij veelal zelven de eerste slagtoffers zijn.
Eene vrouw van rang staat gemeenlijk om middag op houdt zich, onder het gebruik van koffij, boterhammen en eijeren, tot twee ure bezig met kleeden, hare kinderen zien, modewinkeliers ontvangen enz., gebruikt dan met de familie eene soort van dejeuner à la fourchette, uit koud gebraad en coteletten bestaande, dat zij luncheon noemen, om daarna bezoeken af te leggen of te ontvangen. Sommige staan vroeger op, om brieven te schrijven, lessen te nemen enz. Deze laatste hebben dikwijls betrekking op eene zeer vreemde liefhebberij. Zij bestaat in het maken van hare eigene schoenen; kunnende sommige aanzienlijke vrouwen, en zelfs Hertoginnen, met elst en hamer op de handigste wijze omgaan, en wordende aan de hoogleeraren in deze kunst niet minder dan drie, vier gulden voor de les betaald.
Tegen vier ure laten zich de aanzienlijke dames in Bondstreet vinden. Deze straat, wegens de menigte winkels eene der schitterendsten in Londen, is op dit uur de plaats, waar de beau monde verzamelt. Herwaarts rigten de pronkers, dio dikwijls later dan hunne vrouwen opstaan, de eerste schreden. De dames, welke in schitterende koetsen rijden, houden het midden der straat bezet; de heeren, die te voet wandelen, gaan langs de oostelijke kleine steenen; de westelijke zijn voor de volksmenigte bestemd. De menigte wandelaars is hier zoo groot, dat men er dikwijls niet kan doordringen.
Van Bondstreet begeeft zich de groote wereld naar Hydepark. De jonge lieden, die het schande zouden achten, in Bondstreet anders dan te voet te verschijnen, ziet men in Hydepark te paard. De vrouwen stijgen hier uit het rijtuig, om in eene, door palissaden van den weg gescheidene, allee eene wandeling te doen. Deze allee heet saered ground of fashion, het heilige land der mode (du ton.) Men blijft in
| |
| |
Hydepark wandelen tot zes ure, en ijlt dan naar huis, om toilet te maken voor het middageten.
Om zeven ure des avonds zet men zich aan tafel. De spijzen worden bij de eerste familien op de Fransche wijze toebereid; schoon Roastbeef en Plumb-pudding, als nationale geregten, altijd eene voorname plaats behouden. Zoodra het dessert is opgedragen, verwijderen zich de vrouwen; terwijl de mans voortgaan met drinken, onder vrije of staatkundige gesprekken. Omstreeks elf ure vervoegen zij zich bij de vrouwen, drinken thee of koffij, houden zich met spel of gesprekbezig, en nemen te middernacht het avondeten.
Wil men naar den schouwburg gaan, zoo eet men vroeger; schoon de heeren daar zelden voor elf ure verschijnen. Tot Routs, assemblee's of bals genoodigd zijnde, maken de vrouwen na den middagmaaltijd ten derden male haar toilet, en begeven zich om elf ure naar die gezelschappen.
Ieder aanzienlijk huis heeft weeks eenen dag, waarop het Rout geeft. Bij vele Routs worden verfrisschingen toegediend en zelfs avondeten gegeven. Men moet zulk eene luidruchtige assemblee bijgewoond hebben, om zich een begrip van de wanorde en confusie te maken, die daar heerscht. Vooreerst noodigt men in eene zaal, die naauwelijks tweehonderd bevatten kan, vijfhonderd menschen; zoodat de trappen, de voorkamers geheel vol gepropt zijn. Daar het in zoodanig gewoel bezwaarlijk zijn zou, de vrouw des huizes op eenige andere wijze te doen weten, dat alle de genoodigden aanwezig zijn, zoo worden op zekere punten, van de huisdeur af tot aan de zaal, lakkeijen geplaatst, die, de een na den ander, de namen der aankomelingen luide oproepen. Op den Rout-dag bestaat de grootste weelde daarin, dat de zalen prachtig verlicht, en, zoo wel als de trappen, met zoodanige bloemen versierd zijn, welke in dat jaargetijde juist het zeldzaamst zijn. Ook laat men de gordijnen aan de vensters opzettelijk open, opdat de voorbijgangers over den glans van het feest kunnen oordeelen; bij welk feest het geheele vermaak daarin bestaat, dat men of alleen rondwandelt, of zich met iemand onderhoudt, tot het oogenblik nadert, wanneer de eetzaal geopend wordt. Dan stellen zich die genen, welke op de trappen hebben moeten post vatten, schadeloos. Daar de eetzalen beneden zijn, en het gebruikelijk is, op het avondeten los te stormen, als woedende solda- | |
| |
ten op eene ter plundering overgegevene stad, zoo zijn zij de eersten, die aan tafel plaats nemen. In eenige huizen bestaan de Routs gewoonlijk uit tien- tot twaalfhonderd menschen. Niet zelden sluipt dus ook een zakkerolder onder dezen hoop, om hier, gelijk men ligt denken kan, tafelgoed, zilverwerk en kleinooden te stelen. Daarom wandelen ook altijd eenige policie-bedienden in de kamers rond, om het eerbare gezelschap in het oog te houden. De Routs beginnen om elf ure des avonds, en eindigen om
één ure des morgens. Het behoort tot den toon, zich op éénen avond bij acht tot tien Routs te laten zien, en dáár te besluiten, waar een soupé gegeven wordt.
Schoon de Bals Paré veel meer voorbereiding vorderen dan de Routs, laten de Londenaars toch niet na, gedurende het saizoen eene menigte derzelven aan te rigten. De Engelschen bepalen hunne vermakelijkheden niet, zoo als de Franschen en Italianen, tot den duur des Karnavals, dat zij slechts bij name kennen. Het eerste, wat eene aanzienlijke vrouw, die een bal wil geven, beveelt, is het opruimen der zalen; daarna houdt men zich er mede bezig, om dezelven eene nieuwe gedaante te geven. Somtijds herschept men ze in eene tent; doch nog meerdere malen verbergt men alle de wanden, benevens de zoldering, achter groote lauriertakken, die met bloemen en ananas, welke in groote vazen staan, worden afgewisseld; zoodat men zich in een bosket meent te bevinden. De vloerkleeden, welke slechts bij deze gelegenheid weggenomen worden, vervangt men door schilderijen. Men stelt op den grond onderwerpen uit de fabelkunde voor, of herders, die op eene groteske wijze dansen, en midden in de zaal het familiewapen. Men heeft somtijds acht dagen noodig om deze decoratien in orde te brengen; ook gebeurt het dikwijls, dat de heer des huizes, die zich met deze feesten in het geheel niet bemoeit, en bij dezelven de rol van gast speelt, om dezen tijd uittrekt, en eene gestoffeerde woning huurt, om het geraas der hamers, den reuk der verwen en andere ongemakken te ontgaan.
Men geeft nooit een bal zonder soupé. Zoodra aangekondigd wordt, dat hetzelve klaar is, houden muzijk en dans terstond op, en alles stormt naar de eetzaal. De vrouwen toonen zich daarbij niet minder ijverig dan de mannen; en, daar zij van den kant hunner dansers geene hoffelijkheden te
| |
| |
verwachten hebben, moeten ook zij zich met geweld in het gewoel storten, waarbij menig schoon en kostbaar kleed verscheurd wordt. Na den eten begint men weer te dansen, en houdt daarmede tot acht of negen ure des morgens aan. Dikwijls geeft men den dansers ook nog een ontbijt, eer men ze laat vertrekken. Deze bals zijn zeer vermoeijend, en menige schoone dame verliest er lelien en rozen.
De Bals Maské vorderen dezelfde toebereidselen als de bals paré. Slechts opent men, op zekere afstanden, de lauriertakken, en hangt in deze openingen een dozijn maskers, welke alle voorbijgaanden schijnen te monsteren; hetgeen een zeer zeldzaam gezigt oplevert. De Engelschen vinden bij een gemaskerd bal het grootste vermaak in verkleedingen. Daarom wordt men nimmer in een' zwarten domino, en bij velen in geen, van wat kleur ook, toegelaten. Ieder is genoodzaakt in een karakter-maskeradekleed te verschijnen, en hoe grotesker en doller het masker is, des te schitterender is het gevolg. Men ziet heeren, die als katten verkleed zijn, welke op de viool spelen, of als dansende houden, als beeren met hunne geleiders, als nachtwachten, kwakers, schoorsteenvegens, joden enz. Ook moet men dan den gang van dit of dat dier, en den toon en de manieren der personen nabootsen, welken men verbeeldt. De vrouwen gaan bij hare verkleedingen met vrij wat meer coquetterie te werk, dan de mans; zij verkiezen altijd eene dragt, welke bij haar eene buitengewone schoonheid laat verwachten. Hier ziet men de pikante roxelane, dáár venus, verder eene gevoelige Spanjaardin, eene Indiane, eene Vestale, en zeer dikwijls de Nacht. Deze laatste verkleeding is zeer in de mode; zij bestaat uit eene robe van zwart krip, geheel naar de antieke snede, en uit eenen sluijer met zwarte kant, die op het voorhoofd met eene, met diamanten bezette, halve maan vastgemaakt is, en onachtzaam over het hoofd, de schouders en armen afhangt. De robe en de sluijer zijn geheel met zilveren sterren bezaaid. Wanneer de maskers de sterfelijke Godheid, welke een' kleinen schepter voert, aan welks top mede eene ster is vastgemaakt, voorbijgaan, zoo roepen zij uit: What a fine night! (Welk een schoone nacht!) Wij hebben wel niet
noodig te herinneren, dat de dames en freules, welke in een fabelkundig of vreemd kostuum verschijnen, nooit momaanzigten dragen; zij vreezen reeds bij eene eenvoudige verklee- | |
| |
ding zeer, dat men haar niet herkennen zal, en zij zoeken dit te voorkomen, schoon zelfs het aangenomen karakter niet altijd ten volle met de wetten der welvoegelijkheid overeenstemt. Zoo verschijnt eene Indiane nooit anders dan met eenen gordel van vederen om de lenden, en haren koker op den schouder. Eene enkele pantalon van vleeschkleurig tricot bedekt eeniglijk de overige bekoorlijkheden der schoone. Deze verkleeding zal eenigermate ligtvaardig schijnen; maar zij is eenmaal door de beroemde Hertogin van kingston nog overtroffen. Deze verscheen op een bal als eva, en een vigeblad van diamanten was de éénige tooi, dien zij gevoegd had bij het tricot, waarin zij van kop tot teen was gehuld. Eene hoofdomstandigheid voor de dames, om zich door eene schitterende en rijke verkleeding te onderscheiden, is, dat de Morningpost, en zelfs verscheidene andere Journalen, niet nalaten van hare verschijning melding te maken.
Ook bij een gemaskerd bal wordt telkens soupé gegeven; en allen, die zich aan tafel zetten, zijn dan verpligt, hunne maskers af te leggen. Wie dus niet bekend wil zijn, is genoodzaakt heen te gaan.
In de maanden Februarij en Maart worden twee openbare bals gegeven, in het Operahuis en het Pantheon. Hieraan nemen inzonderheid de rijkste bewoners van de City en - de meisjes van pleizier deel. De aanzienlijken verschijnen slechts in het strengste incognito, om intrigues aan te houden. Ook verschijnt dan alles in domino. Het entreegeld tot deze bals is eene halve guinje, en eene guinje, zoo men het regt wil hebben, aan het zeer magere avondeten deel te nemen. De ondernemers verhoogen den prijs der biljetten somtijds tot op twee guinjes, om het gemeen van de bals te houden; intusschen gelukt dit weinig.
Behalve deze bijzondere feesten, bestaan nog andere in Londen, die bij inschrijving aangerigt worden, maar nu weer beginnen te zinken, schoon zij gedurende verscheidene saizoenen zeer gezocht waren.
Een ander punt van vereeniging, hetwelk, schoon het openlijk is, van de beau monde sterk bezocht wordt, is de Vauxhal. Dit feest, dat men vast bij alle natien heeft gezocht na te bootsen, is van echt Engelschen oorsprong. De Vauxhal is voor Londen, wat, onder buonaparte's regering, Tivoli voor de Parijzenaars was. Alle standen komen, zon- | |
| |
der zich te vermengen, voor hunne vier schellingen hier, om zich, elk naar zijne verkiezing, vrolijk te maken, waartoe alle toebereidselen gemaakt zijn. De Vauxhal wordt om zeven ure des avonds geopend. Het eerste voorwerp, dat den binnentredenden in het oog valt, is het Orkest. Dit is een vierkant gebouw in den Gottischen smaak, van ongeveer tachtig voet hoogte. Het ligt midden op eene groote vierkante plaats, die met onregelmatig geplaatste boomen beplant, en van alle zijden met bedekte galerijen omgeven is. De muzikanten bevinden zich op eene soort van eerste verdieping, waaronder kleine opene kabinetjes gemaakt zijn, waar men eet. Er bestaat geen tooverachtiger aanblik, dan die dit met gekleurde lampions verlichte Orkest oplevert, welker guirlandes zich naar de meest uitkomende, bouwkundige lijnen rigten, en op den top van het gebouw eene ontzaggelijke kroon vormen. Het gelijkt inderdaad een betooverd kasteel. Men besteedt een millioen lampen aan de verlichting van het Orkest en de overige deelen van den tuin. Het Concert begint om acht ure. Buiten dit hoort men nog een ander, hetwelk van Bouffons in eene groote Rotunde, welke in de nabijheid der, het Orkest omringende, galerijen ligt, wordt uitgevoerd. Om tien ure kondigt eene kleine klok aan, dat de Cascade voor de toeschouwers zal geopend worden. Deze Cascade is eene mechanische schilderij, hoedanige pierre in Parijs [ook hier] geleverd heeft. De Cascade ligt buiten de vierkante plaats, waarop zich het Orkest
bevindt, in een met boschjes bezet gedeelte des tuins, hetwelk de zwarte alleën heet, en voor de geheimenissen der liefde even gunstig is als voor de beurzensnijders, welke van de verrukking der aanschouwers gebruik maken, om hunne schurkenstreken uit te oefenen. Eindelijk, om elf ure, hoort men de klok van nieuws, om aan te geven, dat het vuurwerk beginnen zal. Op dit oogenblik landt de beau monde aan. Na het vuurwerk toeft men nog tot één ure in den morgen.
Gedurende het saizoen wordt de Vauxhal driemaal 's weeks geopend; maandags, woensdags en vrijdags. Groot Gala, dat is een buitengewoon feest, vindt plaats op de geboortedagen des Konings, van den Prins Regent, des Hertogs van York, en van Clarence.
De Engelschen doen niet als de Duitschers of Franschen, die zes, zeven uren in eenen openbaren tuin kunnen zitten,
| |
| |
en zich vergenoegen met de dames te lorgnetteren, te danlen, limonade of bier te drinken en ijs te eten. Zij houden van steviger genoegens. Van allen, die naar de Vauxhal gaan, verzuimt geen, daar zijne boterham te eten. Het is in het geheel geene zeldzaamheid, dat hier meer dan tienduizend menschen eten. Zij zitten in logos, welke in de overdekte galerijen gevormd zijn. Wanneer personen van hoogen rang in de Vauxhal eten, hetgeen echter zelden geschiedt, zoo souperen zij in bijzondere zalen, welke men dan voor hen opruimt. Voor eenigen tijd bestond nog een dergelijke tuin, Ranelagh; maar deze is nu in verval.
Schoon de Londenaars niet zoo schouwzuchtig zijn als de Parijzers en Weeners, bezoeken zij echter hunne tooneelen zeer vlijtig. In Londen, even als in Parijs, bestaan kleine en groote theaters. De grooten zijn: Drury-Lane, Covent-Garden, en de Opera. Ieder jaar worden zij van het begin van Julij tot aan het midden van September gesloten, en in dezen tijd bloeijen de kleine theaters: the little Theatre, the Lyceum enz., van welken eenige slechts gedurende den zomer open zijn. Op de beide groote tooneelen geeft men treurspelen, blijspelen, kluchten en pantomimen. Onder de tooneelspelers, welke in deze onderscheidene vakken het meest bemind zijn, onderscheidt men john kemble, Engelands talma, voornamelijk. Hij speelt met gelijke bekwaamheid de rollen van Hamlet, Othello, Coriolanus, Richard III, Cato, Brutus enz. Intusschen heeft hij in den Heer kean een' mededinger gevonden. Deze, in treurspelen optredende, en de tweede garrick genoemd, is eerst voor weinige jaren in Londen verschenen. Een liefhebber ontdekte hem bij een' zwervenden troep, en bragt hem in Drury-Lane. Sedert Mejufvrouw siddons uitgescheiden is, hebben Mejufvrouw bartheley, voorheen Jufvr. smith, en Mejufvrouw powel, den schepter van Melpomene onderling verdeeld. In het blijspel ziet men liefst charles kemble, den broeder van john, zijne vrouw, voorheen Jufvr. de camf, en Mejufvrouw jordan. De beroemdsten
in het laagkomieke zijn de stroozak grimaldi, daunton, fawcett, en liston. De hoofdverdienste van den laatsten bestaat in zijne ongemeene leelijkheid, die hem intusschen niet belet, alle karakters aan te nemen en alle physiognomien na te bootsen.
De zalen van Covent-Garden en Drury-Lane zijn geheel
| |
| |
nieuw gebouwd. Derzelver vorm is zeer fraai, en de toe- en uitgangen zeer gemakkelijk. Het verguldsel is in deze beide zalen verspild. Zij worden niet, gelijk meestal bij ons, door eene kroon, maar door waskaarsen verlicht, die op ongeveer veertig, aan de loges vastgemaakte, armblakers geplaatst zijn. De prijs der loges is in deze beide schouwbur en zeven schellingen (f 4-4 Holl.), in het parterre vier, op de eerste galerij twee, en op de tweede één schelling, (12 st.) De laatste wordt slechts door het gemeen bezet, en heet the abode of the Gods, de woning der Goden, (de Engelenbak.) In de loges betaalt men vaak nog een of twee schellingen aan een' plaatsbewaarder.
Covent-Garden en Drury-Lane zijn de beide nationale tooneelen. Van de Opera geldt dit niet; deze is, bij uitsluiting, de verzamelplaats der groote wereld, en om het gemeen den lust te benemen, daar te komen, heeft men den prijs der plaatsen verbazend hoog gezet. Eene loge voor zes personen kost jaarlijks vierhonderd pond sterling (f 4400-:-). Een parterrebiljet kost eene halve guinje; en het parterre wordt niet slechts druk door aanzienlijke heeren, maar zelfs door vrouwen van aanzien bezocht. Men geeft hier balletten, die meestal door Fransche dansers uitgevoerd worden, en Italiaansche Operas, door Italiaansche kunstenaars bezet. De eerste zanger is thans tramezzani, en de eerste zangeres Madame catalani (geweest), welke alle ooren verrukt. Zij had vijfduizend pond jaarlijks, en bovendien twee benefiets, welke ieder op zevenhonderd geschat werden. Buiten dit ontzaggelijk salaris, trok zij te voren ook nog groote sommen van de Concerten, welke zij in de Argyle-kamers, een zeker gezelschap, gaf. Zij zong hier drie arias voor driehonderd pond sterling.
Daar men in de Opera niet, gelijk elders, genoodzaakt is, vóór het einde des eersten bedrijfs te komen, wil men zijne besprokene plaats niet verliezen, zoo verschijnen de aanzienlijke vrouwen eerst om half tien, en de mannen, als gewoonlijk, tegen elf ure. De vrouwen zijn altijd in de grootste staatsie; en niets levert een wegslepender gezigt op, dan deze verzameling van rijkgekleede schoone vrouwen, in loges zittende, welke met rood zijden draperien versierd zijn. De geheele zaal is op die wijze getooid. Is de vertooning afgeloopen, dan begeven zich mans en vrouwen in eene groote Rotunde, waar zij hunne rijtuigen afwachten. Deze Ro- | |
| |
tunde is somtijds zoo opgevuld met menschen, (daar zich ook meermalen personen, welke de Opera niet mede bijwoonden, aldaar bevinden) dat men geene schrede voorwaarts kan doen. Doch deze soort van pers, welke men Squeeze noemt, zou, zegt men, de Engelsche schoonen zeer behagen; en meer dan ééne doet, alsof zij in het geheel niet hoorde, wanneer hare lieden haar toeroepen, dat het rijtuig voor is.
Buiten de groote en kleine tooneelen, bestaat in Londen nog het amphitheater van astley, waar men rijkunsten, kluchten en pantomimen geeft.
Eene andere soort van schouwspel, dat welligt alleen in Londen bestaat, wordt op het kleine tooneel Sadler's Wells gegeven. De zaal van dit theater, dat ik volstrekt niet anders karakteriseren kan, dan door het het hydraulische (waterwerkkundige) te noemen, ligt nabij den nieuwen vloed. Met behulp van machines laat men het water uit denzelven op het tóoneel stijgen, en hier, naar de decoratie het aan de hand geeft, zich tot een meer verbreeden, als een stroom vlieten, in watervallen nederstorten, of als eene woelende zee bruisen. Men doet in de stukken, die op dit kleine tooneel gespeeld worden, altijd Zeegoden verschijnen, of men vertoont er matrozen-handelingen. Nu eens ziet men eene schipbreuk, dan eene visscherij, soms een zeegevecht.
Des zondags zijn alle tooneelen gesloten. Zelfs al ware een stuk niet uitgespeeld, valt het scherm, zoodra de klok van 12 denzelven aankondigt. Alle openlijk vermaak staat dan stil. Er worden wel somtijds Routs gegeven; doch, wordt er gespeeld, en komt zulks den Aartsbisschop ter ooren, zoo ontvangt de vrouw des huizes eene schriftelijke bestraffing. Intusschen gaat de beau monde weinig ter kerk, en, zoo zij er een voet zet, geschiedt het slechts om eenige kapellen te bezoeken, die juist in de mode zijn. De meest bezochten door vrouwen du ton zijn Royal-Chapel, Bakerstreet-Chapel, Quebeck-Chapel enz. Des zondags na den godsdienst, ten twee ure, levert Londen een zeer zeldzaam gezigt op. Men ziet eene ontelbare menigte volks, te paard, in huurkoetsen en eigene rijtuigen naar Piccadilly, omstreeks Hydepark, rijden, waar dan iedereen zonder onderscheid gaat wandelen, te paard of in rijtuigen toeren. Men ziet hier dikwijls meer dan tienduizend rijtuigen.
De razernij der Engelschen voor weddenschappen is bekend,
| |
| |
Derzelver hoofdzakelijke voorwerpen zijn: wedloopen, kampgevechten der boksers, en hanegevechten.
In ieder Graafschap hebben jaarlijks wedloopen plaats. Zij duren drie dagen. Niets wordt met meer feestelijkheids behandeld. In de provincien is een wedloop eene merkwaardige gebeurtenis; dertig uren in het rond begeeft men zich derwaarts. De namen der paarden, welke den wedloop houden zullen, worden van den Clerk, die uit twee regters bestaat, welke jaarlijks op nieuw verkozen worden, opgeteekend. De prijzen bestaan in zilveren voorwerpen, welke door de Stewards, (zoo heeten de regters of keurmeesters) of door een lid van ket Parlement, wanneer zoodanig een in de nabijheid een eigendom bezit, worden overhandigd. Daarenboven bewerkftelligt men nog eene collecte onder de aanschouwers, ten voordeele van den overwinnaar, welke doorgaans niet onder de vijftig en niet boven de honderd guinjes bedraagt, en in den hoed van eenen kleinen Jokey wordt verzameld. De Jokeys, welke de paarden berijden, worden vooraf gewogen. Het onderscheid in gewigt tusschen de wedstrijders wordt met looden platen gelijk gemaakt, die men den genen toevoegt, die ligter zijn. Aan het einde der baan weegt men ze op nieuw, om zich te verzekeren, dat zij van den last, welken men hun gegeven heeft, niets weggeworpen hebben, hetgeen somtijds gebeurt. De beroemste wedloopen worden gehouden te Newmarket, werwaarts alle personen van aanzien uit Londen zich begeven, en geweldige weddenschappen aangaan.
Na de wedloopen is het aangenaamste schouwspel voor een' Engelschman het boksen. Een gemeene kerel, die gezonde nieren, eene duchtige vuist, een ijzeren gestel heeft, en daarmede eene neiging tot ledig- en herberg-loopen verbindt, is zeer goed tot bokser. Met dit oogmerk begeeft hij zich in eene der Akademien, welke men in Londen Sparringschool noemt; en hier leert hij in gezelschap van jonge Lords, onder eenen beroemden bokser, de edele kunst der zelfverdediging, gelijk zij het noemen. De eerste gevechten worden met handschoenen geleverd, die met wol bekleed, en vergeleken met die, welke vervolgens gebruikt worden, slechts spel zijn. Meent de leerling in de geheimen van het vuistgevecht ingewijd te zijn, zoo treedt hij, onder het schild zijns meesters, in de wereld; dat is, hij daagt de andere boksers uit. Hij zal altijd eene partij vinden. Er wordt terstond eene intee- | |
| |
kening geopend, men gaat weddenschappen aan, en tijd en plaats des tweekamps worden nader bepaald.
De dag is onverschillig, maar de keuze der plaats niet; want daar de policie last heeft, zich tegen de tweegevechten der boksers te verzetten, zoo geeft men dezelven noch in Londen, noch in deszelfs omtrek. Men verwijdert zich van twintig tot dertig uren van de-hoofdstad, en kiest, zoo het eenigzins mogelijk is, punten, waar de grenzen van drie of vier Graafschappen aan elkander stooten, opdat, zoo de overheid van een Graafschap hunnen tweestrijd mogt komen storen, men slechts eenige schreden te doen hebbe, om denzelven op een ander gebied terstond weer voort te zetten.
Is men op het slagveld gekomen, zoo begint men op volgende wijze. Men rigt een amphitheater op, met name Stage, hetwelk ongeveer zes voet hoogte heeft. Een hoek van dit tooneel wordt door de kampregters, Umpiras, uit de Veteranen der boksers, die invalide zijn, gekozen, ingenomen. Hunne functien zijn, te waken, dat alles in orde geschiede. Het overige des tooneels wordt den kampstrijders overgelaten, van welken ieder door een' Bottleholder, fleschdrager, begeleid wordt. Werkelijk hebben dezen ook flesschen met sterken brandewijn, en eene spongie, in de hand. In de pauzen van den strijd buigen zij eene knie ter aarde, opdat de andere den bokser, dien zij geleiden, ter zitplaats diene, ingevalle hij eenige rust behoeft. Na elken Round, dat is, wanneer de partijen aan malkander geweest zijn, en wederkeerig eenige duchtige vuistslagen toegebragt hebben, zetten zij zich op de knie huns Bottleholders, die hun eenige droppen bran, dewijn ingeeft, en met zijne spongie het bloed te stillen poogt, dat hun zeer dikwijls uit oogen, neus en mond stroomt. Deze rust mag niet langer dan eene minuut duren; die gene der kampvechters, welke eenen langeren tijd verstrijken liet, zou voor overwonnen verklaard worden. Dit, echter, gebeurt nooit, wanneer zij nog krachts genoeg hebben om zich overeinde te houden, en zij beginnen de Rounds van nieuws, tot een hunner halfdood onder de slagen zijns overwinnaars, die dikwijls in geenen beteren toestand is, ter neder zinkt.
Na den kampstrijd, welke nooit zonder gebrokene kaken, gebrokene armen en verlorene oogen afloopt, legt men de halfdoode boksers op draagbaren, bedekt ze met dekens, en
| |
| |
laat ze in de naaste herberg brengen, waar men hun alle zorgvuldigheid bewijst, door de menschelijkheid gevorderd. Het bedragen der inteekening wordt den overwinnaar ter hand gesteld. Heeft de overwonnene moed getoond, dan verkrijgt hij van de genen, die op zijne hand gewed hebben, ook eene somme gelds. Er zijn boksers, die zoodanige meerderheid in kracht en behendigheid bezitten, dat zij hunne partij op het oogenblik onbekwaam tot den strijd maken; maar derzelver aantal is niet groot. Een bokser, die nooit overwonnen is, wordt een Champion genaamd. De Champion is thans crib, die den bijnaam van moedigen haan Gamechiken voert. Zijn laatste gevecht had hij tegen den Neger molgneux, insgelijks eenen beroemden bokser, die er voor bekend is, dat hij een' zijner bestrijders met eenen eenigen vuistslag gedood hebbe; maar hij moest voor den onvergelijkelijken crib het zeil strijken. De Jood levy geniet mede groot aanzien. Het Rendezvous der Londensche boksers, en der heeren, die hen willen laten kampen, is in eene kroeg, welke door eenen zekeren gregson, eenen ouden bokser, gehouden wordt, die alle zijne tweestrijden gelukkig overleefd, en zich met dezelven een klein vermogen heeft verworven.
Zulk een tweekamp wordt zelden voor minder dan vijstigduizend toeschouwers gehouden. Wanneer hij ten einde is, treden dikwijls nog tweestrijders met stokken op. De kampvechters, die men Singlestick noemt, mogen zich slechts van eenen stok bedienen. De gevolgen dezer kampvechten zijn even zoo moorddadig als die der boksers.
Vloeit de smaak, welken de Engelschen in hanegevechten vinden, ook uit geene edeler, voor derzelver karakter vereerender bron, zoo zijn dezelven toch daarin onschuldiger, dat geene menschen de offers behoeven te worden. Deze hanegevechten worden te Londen in eene Rotunde gegeven, welke Cockpit genoemd wordt. De hanen, welke het gevecht leveren, heeten Gamecocks. Deze soort komt uit Indië. Derzelver gevederte is prachtig. Om het hun gemakkelijker te maken, hunnen tegenpartijder te dooden, wapent men hunne sporen met scherp staal. Er zijn lieden, Cocksfeeders, hanevoerders, gehe en, welke in Gamecocks handel drijven. Zij gaan in de provincien van slot tot slot, en bieden ze den Lords aan. De Gamecocks hebben hunne Cham- | |
| |
pions zoo wel, als de boksers de hunnen; en men vindt er, die zeven tot acht hunner partijen, na elkander, doodden.
Bijaldien de Engelschman het tweegevecht met den degen evenzeer beminde als het boksen en den hanekamp, zou in hoogere standen desgelijks veel bloeds vergoten worden: dit, echter, is niet het geval. Duels zijn zeldzaam. En, vecht men al, zoo is het veelal met pistolen. Men ontmoet elkander in Hydepark of in Chalkfarm, eene soort van openlijken tuin, een uur van Londen gelegen. Hier werd Lord camelford, de vermaardste Duellist in de drie Koningrijken, door den Heer best gedood. Vóór het gevecht maakt men gemeenlijk zijn testament: gezegde Lord begeerde in Zwitserland begraven te zijn. Elk der partijen begeeft zich met eenen jongen naar de bestemde plaats; ook verzelt hen een Chirurgijn met al zijne instrumenten. Doorgaans vecht men te voet, op eenen asstand van twaalf schreden. Valt een der partijen, zoo moet de ander vlugten; door de Justitie betrapt, wordt hij dikwijls ten dood verwezen.
De voornaamste bewoners van het west end of the Town beschouwen hunne huizen in Londen slechts als een intrek. Zij besteden weinig om dezelven op te schikken. Hunne landhuizen zijn het, waarvoor zij de kostbaarste schilderijen, de schoonste huisgeraden, de rijkste gebronsten enz. koopen. Men moet hun hierin gelijk geven. In Londen zijn de grootste paleizen in de schoonste deelen der stad slechts groote huizen, zonder hoven of tuinen. Op het land, daarentegen, zijn de eenvoudigste huizen aardige kasteelen, die altijd midden in tuinen of heerlijke parken liggen. De kasteelen zijn van alles mogelijks zoo goed voorzien, dat men doorgaans naar geene markt behoeft te zenden, om levensmiddelen in te koopen. Men heeft hier eigene slagers, vogelhouders, bakkers, brouwers, en eenen Rentmeester, Bailiff, die de huishouding voor rekening des eigenaars bestiert. De overige bedienden bestaan uit eenen tuinman, eene kamenier, twee koks, en verscheidene lakkeijen en koetsiers, die men uit de stad medeneemt. De heeren verdrijven den tijd op het land meestal met jagtvermaken. Ook doen zij bijna dagelijks toeren en ridjes te paard met hunne vrouwen. Om de avonden te bekorten, maakt men muzijk of speelt onderling komedie. Van tijd tot tijd geeft men ook bals en maskeraden, tot welken het fashionable people twintig mijlen in het rond heenstroomt.
| |
| |
De vrouwen hebben voor zich hier eene bezigheid gekozen, welke eenigzins zonderling is. Zij rigten melkerijen aan. Niets is rijker en eleganter dan hare koestallen, die gewoonlijk achtkant en in den Gottischen stijl gebouwd zijn. De gekleurde vensterglazen bevatten afbeeldsels van dorpen en herders. Van binnen blinken marmer en gebronst in de bevalligste vormen. Men ziet hier geen enkel vat anders dan van porselein. Hier geven de dames dikwijls ontbijt, dat zij eigenhandig hebben toebereid, en in het kostuum eener eenvoudige melkboerin bijwonen.
De Engelsche tuinen zijn door de nabootsingen aan andere plaatsen zoo verminkt en verdraaid, dat men ze in het algemeen voor niet zeer schoon houdt. Men dwaalt. Zij zijn gewoonlijk van verbazenden omvang. Bij derzelver inrigting volgt men de aanwijzingen der natuur, zonder haar tegen te werken. Men laat de boomen en bloemen, gelijk in de parken, door hutten afwisselen, die in den smaak van verschillende natien gebouwd zijn. Zij dienen altijd tot vereenigingspunten. Er zijn Engelsche tuinen, welke zeven tot acht uren omtreks hebben; zij worden met de uiterste zorgvuldigheid onderhouden. Een gedeelte is altijd in den Franschen smaak aangelegd. De keukentuin wordt niet verwaarloosd, doch is zoo ver mogelijk van het huis verwijderd. Daar er vele groenten zijn, die onder den vochtigen heme! van Engeland niet rijp worden, zoo heeft men zorgvuldig onderhoudene broeijerijen, wier aantal dikwijls tot vijf of zes loopt, en waarin druiven, ananassen enz. gekweekt worden. In Januarij ziet men op de tafels van Engelsche grooten niet zelden reeds erten, boonen, spersies enz., welke uit deze broeijerijen gehaald zijn. Men heeft mij een huis genoemd, welks tuinman zijnen heer, in de zeven of acht maanden, welken hij op het land doorbragt, dagelijks twee ananassen geleverd had. |
|