Iet naders over het Geilnauer, en over het Drieburger mineraalwater.
Ik heb in No. XIII. van de Vaderlandsche Letteroefeningen met veel genoegen gelezen Iets over het Geilnauer Mineraalwater, door den kundigen Geneesheer f. van der breggen cornz. opgegeven. Met die soort van wateren eenigzins bekend, neme ik de vrijheid, mijne opmerkingen omtrent dit en het Drieburger Mineraalwater desgelijks mede te deelen.
De Geilnauer bron ligt in het Graafschap Holzapfel, niet verre van Dietz, alwaar de Fachinger bron op een' kleinen afstand wordt gevonden. Daar nu de Schrijver op bl. 573 beweert, dat zich aldaar vijf zeer nabij elkander gelegene kleine bronnen bijeen bevinden, zoo twijfel ik geenszins, of eene ader der Fachinger bron mengt of vereenigt zich aldaar met de Geilnauer; en ik meen ook, dat smaak en bruising weinig verschillen in deze twee minerale wateren: het Geilnauer is wel wat zuurder, en mogelijk bevat hetzelve minder ijzer-bestanddeelen dan het Fachinger, hetgeen door scheikundige proeven gemakkelijk zal kunnen worden onderzocht. Ik ben op dat denkbeeld gekomen, daar ik wete, dat zeer nabij de Pyrmonter bron eene Zuurbron gevonden wordt, welke een zeer aangenaam en verfrisschend water opgeeft, geheel ontbloot van die bestanddeelen, welke het Pyrmonter water bezit. - In Drieburg heeft ook iet dergelijks plaats, maar in een' veel minderen graad, waardoor ik bevestigd ben in de gedachten, dat de verschillende aderen van minerale wateren, door de bergen loopende, hare bestanddeelen aannemen van de gronden, (couches is het Fransche woord) over welke dezelve loopen. De eene bezit meer zwavelzuren of deelen; andere meer staal; gene meer oker of ijzerdeelen, even als men de gecomposeerde, door kunst bereide, mineraalwateren meerder of minder van die bestanddeelen kan