Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMuzijk.Het was ons een waar genoegen, te bespeuren, dat, zoo wel Commissarissen in 't bijzonder, als de Leden in 't algemeen, van het Muzijkgezelschap Harmonica, ons verlangen niet alleen te gemoet, maar zelfs zijn voorgekomen, ten opzigte der ensemble-stukken. Het is te gelijk streelend voor ons, daaruit te mogen afleiden, dat ons gevoelen hieromtrent overeenstemt met dat van zoo vele wezenlijke Kunstvrienden. Zondag, de 29ste October, tot het laatste Concert van evengemeld Gezelschap bepaald zijnde, gaf men - eerste afdeeling - Symphonie van wilms, C Mineur. De uitvoering van dezelve beviel ons juist niet te zeer. Het eerste Allegro bekwam meer dan één mouvement, door dat men het te schielijk had ingesteld. Daar deze Symphonie reeds meermalen gemaakt was, vervalt de verontschuldiging, die men anders welligt zoude aanvoeren, dat dezelve vreemd of onbe- | |
[pagina 662]
| |
kend was, of, dat men niet geweten had, wat er in te doen kwam. Doch gesteld, dezelve ware onbekend geweest, tot wat einde dienen dan de repetitien? Even min kan het op schrift voor het mouvement, waartoe ook niet zelden toevlugt wordt genomen, hieromtrent verontschuldiging opleveren: het is immers bekend, hoe verschillend, in beteekenis, deze aanduiding der Componisten is; weshalve, dit tot blooten gids nemende, het wel niet anders kan, of men zal dikwerf mistasten. Ons is ter ooren gekomen, als ware het gebrekkige in dezen aan medespelenden te wijten geweest. Wel is waar, dat men, in vele gevallen, te weinig bescheidenheid in het oog houdt jegens eenen Directeur, en te dikwijls zijne ondergeschiktheid vergeet; nogtans behoort een Directeur de middelen te kennen, om, zoo al een mouvement verkeerd ware genomen, waarvoor hij echter behoorde te zorgen, hetzelve, als onmerkbaar, te regt te brengen. Want het is altijd aan hem, dat gebreken van dien aard geweten worden, en ook te wijten zijnGa naar voetnoot(*). Meer gelijke krachtsverdeeling, vooral onder de blaas-instrumenten, ware ook, in het Trio der Menuet, en overigens bij de vele voor hen aangebragte Solo's, te wenschen geweest: het deed zich somtijds voor als in een orgel, waar een of meer registers niet, doorgaans, juist aanspreken. Hierna voerde men uit Wilhelmus, gevarieerd voor het Orkest, van wilms. Hoe veel moeijelijks, ja soms gewaagds, ook in die variatien is, ten opzigte der uitvoering, speelde de Heer de bruine zijn Violoncel-Solo zeer goed. In de tweede afdeeling gaf men eene Cantate, in het jongstvorige jaar, ter viering van het 25 jarig bestaan van dit Gezelschap, vervaardigd, - de woorden door den Heer h.h. klijn, de muzijk van den Heer wilms, - met veranderden tekst. Voor dezen uitnemend volbragten arbeid verdient de Heer klijn bijzonderen dank, omdat deze Cantate nu meermalen, gelijk dezelve verdient, kan gehoord worden. Wij bekennen met dat al, niet te hebben kunnen beseffen, wat de Componist heeft bedoeld, met aan de Trompet zulk een zeer gewaagd Solo, in de anders zoo doelmatig zaamge- | |
[pagina 663]
| |
stelde Ouverture, toe te voegenGa naar voetnoot(*). Want, hoe bijzonder goed, naar het ons toeschijnt, het, in de Cantate voorkomende, Kinderkoor is aangebragt, is zulks geenszins het geval met dat Trompet-SoloGa naar voetnoot(†). Zoo dit derhalve geschied zij, om den Heere blass gelegenheid te geven, zijne bekwaamheid op dit Instrument ten toon te spreiden, dan ware het ons gevoegelijker voorgekomen, hem daartoe door eene Variatie in Wilhelmus gelegenheid te hebben gegeven. De Cantate werd, over het geheel genomen, voldoende uitgevoerd. Een en ander, wat men beter gewenscht had te hooren, en dat ook beter had kunnen zijn, zoude onheusch zijn, duidelijker aan te stippen; te meer, daar het onzer opmerkzaamheid niet ontslipte, dat zulks geenszins voortkwam uit onkunde of onbekwaamheid, maar door toevalligheden, welke wij, bij beoordeelingen, of het geven van verslag, immer in het oog wenschten te zien gehouden. Hetgeen wij bij deze feestvierende slurting wel verlangd hadden, is, dat men alleen de Cantate had gemaakt, aangevuld of afgewisseld door eene Voorlezing, en de Symphonie en Variatien had achterwege gelaten; of dat men, ten slotte, ook het Wilhelmus had uitgevoerd, doch zonder Variatien, eerst met Orkest, dan met Koor, en dan Koor en Orkest te zamen, waardoor, naar ons inzien, de illusie zou gewonnen hebben. Immers verlangt het gehoor rustpunten, en dan eerst kan men waar genot hebben, hetgeen men mist bij zoo veel verschillends en achtereenvolgends. Wij hopen, dat de blijkbare overeenstemming tusschen Commissarissen en Leden - voornamelijk de werkende - ook gedurende dezen winter en voortdurend moge blijven bestaan, als wanneer wij ons voorshands verzekerd durven houden, dat wij niet dan een zeer vereerend verslag van dit kunstminnend Genootschap zullen mogen mededeelen. Door zulk een doeltreffend ensemble kan ook voorkomen worden de zonderlinge gewoonte, van niet, dan eerst na verloop van eenige Concerten, de Dames in grooten getale te zien opkomen. Terwijl anderzins de eerste Concerten, door deze zonderlinge mode, verkeerdelijk, den schijn hebben van de minst belangrijke te zijn. | |
[pagina 664]
| |
Ten slotte bieden wij onzen Kunstvrienden eenige losse aanmerkingen aan, die wij hopen, dat, bij het kort aanstaand begin der Concerten voor het Wintersaizoen, niet als geheel overtollig zullen beschouwd worden. Het ware noodig, dat men zich wat meer liet gelegen liggen aan het goed en zuiver stemmen der Instrumenten. Velen immers bekleeden in Orkesten eene plaats, wier instrumenten nimmer met de overige gelijk of goed gestemd zijn; en op welk Orkest treft men de zoodanigen niet aan? Dan, hoe is dit zuiver stemmen over het algemeen mogelijk, bij de tot hiertoe plaats hebbende gewoonte? Immers, schier eensklaps stemmen allen gelijktijdig, als a wordt aangegeven; en zelfs dan bemoeijen zich velen daar niet mede, als hebbende zulks reeds te voren, op hunne wijze, volbragt. Doorgaans ook slaat men niet genoegzaam acht, of de blaas-instrumenten onderling wel stemmen; iets, hetgeen wel vooraf diende onderzocht te zijn. Houdt nu het algemeene stemmen, en het daarmede zoo dikwerf gepaard gaande aanstootelijk rumoer, op, dan wordt zulks door de min vaardigen in ééns gestaakt, vermoedelijk om niet te doen hooren, dat zij hiermede niet zoo spoedig te regt kunnen komen; en dezen spelen of videlen dan maar op hunne wijze mede! Deskundigen hooren dit wel, maar schijnen er zich dikwerf mede te vermaken; terwijl anderen, die beter denken, door de vrees voor eene weigering om van hunne hulp gebruik te maken, wederhouden worden. Wenschelijk ware het zelfs, dat men middel wist, om de hoorders van het vervelend aanhooren van dit stemmen te kunnen ontslaan, en dat de leden van het Orkest niet dan met behoorlijk of althans bijna welgestemde instrumenten op het Orkest voortraden; dan, daar de inrigting der meeste Muzijkzalen zulks onmogelijk maakt, zal ook dit wel onder de pia vota moeten gerangschikt blijven! Is er wijders, in schier alle Concerten, iets hinderlijk, zoo is het voorzeker het onophoudelijke praeluderen en doedelen, (of hoe zullen wij het anders noemen?) In het bijzonder heeft dit doorgaans plaats bij de blaas-instrumenten; en het doet ons leed, te moeten zeggen, dat aan deze kinderachtige, en eenen volslagenen wansmaak verradende, liefhebberij zich bij voorkeur de zoodanigen schuldig maken, die men het minst zou durven verdenken, van alléén het werktuigelijke huns instruments meester te zijn. Bescheidenheid verbiedt ons, hier de namen van de bedoelden te vermelden. |
|