paald is, hetgeen men echter met zoo veel vertrouwen had aangekondigd: dit alles schijnt op de openbare meening eenen sterken en nadeeligen invloed gehad te hebben.
Hierbij kwam nog het opruimen des Museums. Eerst hadden wij onze weinige stukken, die er waren, weggenomen. De Franschen verzekerden ons, dat het uit loutere achting jegens de Pruisen geschiedde, dat zij ze ons gaven, en zij hoopten, dat wij ons hiermede ook te vreden zouden hotden. Doch, nu kwamen de Hessen, met hunne zeer naauwkeurige catalogen en het oorspronkelijk bewijs van ontvangst uit Kassel. Daar dezen hunne zaken zoo klaar en duidelijk in orde hadden, zeiden wij: Hetgeen voor ons regt geweest was, ware voor de Hessen, die zoo goed Duitsch waren als wij, billijk. - Denon schikte zich, toen hij zag, dat het niet anders was. Maar, toen nu de Hessen hunne schilderijen terug haalden, sloot hij het Museum, en zeide: Claudite jam rivos, pueri, sat prata biberunt. - Het ongeluk wilde, dat juist onze Overste pfuhl kwam, om in het Museun te gaan. Toen deze het gesloten vond, liet hij de non roepen, en zeide hem, dat het tegen de convenances was, zoo iets zonder den plaatselijken Kommandant te doen; hij zon het maar terstond weer laten ontsluiten. - Tot hiertoe had steeds nog de nationale garde de wacht aan het Museum. Den volgenden dag liet de Gouverneur von müffling dezelve aftrekken, en zond er eene compagnie Engelschen heen. Nu waren dus de Hooge Geallieerden alleen meester, en nu heette het: Komt herwaarts tot mij, gij allen, welken iets ontstolen of ontgaan is! - Daar kwamen eerst de Nederlanders, en namen hunne groote rubensen van Antwerpen terug, die meest allen op hout geschilderd zijn. Dat gaf een geweldig spektakel in het Museum - het afnemen der groote schilderijen,
het inslaan van houvasten in de blinden, en dan het pakken, waaraan de Hollanders niet weinig moeite besteedden. Er werd dagelijks in het Museum gehamerd als in eene werkplaats, en de wanden werden zeer ledig. Bijna de geheele Nederlandsche school hadden de Franschen langs dien weg verworven, welken de Heidens, op geene ongepaste wijze, heeten meegaan (mitgehen heissen) noemen!
Tegen de gronden van regt der Nederlanders bragten de Franschen over het geheel zoo veel niet in, deels wijl de Nederlanders bij Belle Alliance hen op het jak gezeten had-