Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijStaatkundig karakter der Fransche natie.De Franschen schijnen eene gelukkige, vergenoegde natie te zijn, die zich alleenlijk met het tegenwoordig oogenblik bezig houdt, en voor de toekomst onbezorgd is. Hunne houding en wezenstrekken dragen hoegenaamd geene blijken van bekommering, en opgeruimdheid is in hunne harten gevestigd. Zij zijn ten uiterste gezet op vermaken, en vinden hun grootst genoegen in de zamenleving; hunne ijdelheid is echter niet zoo groot, als men wel zou verwachten. De | |
[pagina 547]
| |
middelstand is beschaafd en bevattelijk, en zoo wel in staat als genegen, om den reiziger alle berigten mede te deelen, welke de nieuwsgierigheid slechts vorderen kan: de lagere klassen zijn noch lomp, noch onbeschaamd, maar gedienstig en eerbiedig jegens hunne meerderen. Zoo genot van het tegenwoordige, gepaard met onopmerkzaamheid op het verledene en onbezorgdheid voor het toekomende, den naam van waar geluk verdient, dan, buiten twijfel, hebben de Franschen het toppunt der gemetingen bereikt. Dan, uit deze gelukkige zielsgesteldheid vloeit juist een van de grootste hinderpalen voort van hunnen staatkundigen voorspoed. Geheel onverschillig voor staatzaken, worden zij alleen voortgestuwd door den aandrang van het oogenblik, en laten zich dan door hun driftig en opvliegend karakter van het regte spoor wegslepen. Wanneer de vloed ééns dijken en dammen heeft omvergeworpen, is hij, die deszelfs loop te voren regelde, niet meer bestand tegen den stroom, die zoo lang alles met zich voert, tot dat hij, overal tot eene gelijke hoogte geklommen zijnde, zijne kracht verliest, en tot eene volstrekte bewegingloosheid overgaat. Zoo is ook het staatkundig karakter der Fransche natie: nu eens plotseling voortgestuwd door geestdrift, dan weder verloren in koelheid en onverschilligheid. Bij den aanvang der omwentelinge voerde geestdrift hen aan onder de banieren der vrijheid. Naderhand bediende bonaparte zich met voordeel van dien zelfden karaktertrek, en bepaalde deszelfs rigting op den krijgsroem; doch, gedurende het korte tijdperk van de regering der bourbons, heerschte er eene algemeene onverschilligheid. De Franschen, met wie ik mij over staatkunde onderhield, spraken met veel ophef zoo wel van napoleon, als van lodewijk; zij wenschten eenen onafgebroken vrede, maar het scheen hun om het even te zijn, onder welk bestuur zij dien genoten. Wanneer ik dit als den volksgeest opgeve, zoo geschiedt zulks met uitzondering van den militairen stand, die de duidelijkste blijken gaf van ontevredenheid met het toenmalig bestuur, en wiens gezindheden en zeden aanmerkelijk verschillen van die van het overig gedeelte der natie. | |
Godsdienst.Uit het zoo even gezegde kan men genoegzaam opmaken, dat de godsdienst in Frankrijk geenen heerschenden invloed | |
[pagina 548]
| |
heeft; en de ondervinding bevestigt dit vermoeden. De winkels zijn alle zondagen geopend; en ieder zet zijne bezigheden of vermaken voort, zonder bijna eenige acht op den sabbat te slaan. Het is waar, de Franschman gaat des ochtends ter kerke, zoo hij den tijd heeft, en des avonds naar den schouwburg; hij buigt zich voor den priester zijner parochie, wanneer hij hem op straat ontmoet, en neemt zijn' hoed af voor de kruisen, die op de groote wegen zijn opgerigt. Hij eet geen vleesch op vrijdag, maar weet zich daarentegen eenen heerlijken maaltijd van soep en visch te verschaffen. Dit gedaan hebbende, gelooft hij als een braaf katholiek gehandeld, en aan alles voldaan te hebben, wat van hem gevorderd wordt. Eenige oude vrouwen, geboren in den tijd, toen het bijgeloof nog zijnen schepter zwaaide, doen belijdenis van hare zonden in den biechtstoel, en ontvangen absolutie van den priester; terwijl andere nederknielen, en hare gebeden voor den een' of anderen geliefden heilig prevelen. De kerken zijn niet talrijk, daar het grootste gedeelte derzelven door de woede der omwentelinge vernield is, en andere niet meer gebruikt worden, en vervallen of tot andere einden bestemd zijn. Te Montreuil, hetwelk vóór de omwenteling met vijf kerken praalde, is er slechts ééne der algemeene verwoesting ontkomen. Zelfs Parijs bezit, naar gelang van deszelfs bevolking, slechts weinige gebouwen voor den openbaren eerdienst. De parochie-priesters genieten eene jaarwedde van het bestuur. - Twee goede gevolgen zijn uit de omwenteling voortgevloeid: het afschaffen der tienden, en de verbanning der monniken. In Parijs duidt men eenige weinige nonnen, die voor de bezorging der hospitalen bestemd zijn; maar van mannen- of vrouwen-kloosters zijn slechts weinige voetsporen meer overig. | |
Politie.De politie is in Frankrijk voortreffelijk ingerigt. Men vordert een paspoort van alle reizigers, die door eene zeehaven of srontierstad komen; en, bij gebrek van hetzelve, vergunt men hun niet, hunne reize voort te zetten. Hoewel deze strenge naauwgezetheid als de bron van veel onnoodige moeite kan beschouwd worden, zoo wordt de reiziger inderdaad daardoor slechts weinig belemmerd, indien hij zorg draagt zijn paspoort altijd ter vertooning bij de hand te heb- | |
[pagina 549]
| |
ben; terwijl de voordeelen, welke daaruit voor het algemeen voortvloeijen, op het vaste land buiten twijfel onontbeerlijk zijn. Ieder hotel te Calais heeft zijnen commissaris, wiens éénige bezigheid bestaat in een wakend oog te houden op de paspoorten der gasten, en te zorgen dat dezelve behoorlijk ten kantore der politie vertoond en geëndosseerd, en de inkomende regten van de goederen betaald worden. Ook teekent hij de namen der vreemdelingen op in een boek, hetwelk te dien einde in elk hotel gehouden wordt. Door dezelfde oplettendheid voorkomt men veelvuldige straatschenderijen, die ook zeer zeldzaam zijn. Gens d'armes, of bedienden der politie te paard, wel gewapend, patrouilleren langs de openbare wegen, of de straten van Parijs, zoo wel te paard als te voet: zij zijn geplaatst bij alle schouwburgen, of andere publieke plaatsen van vermaak; en zijn overal bij de hand, waar zich gewoonlijk eene groote menigte volks bijeen verzamelt. Het zou nogtans weinig overeenkomen met de gevoelens van een' vrijgeboren Engelschman, om zich door eene militaire wacht in alle zijne vermaken en wandelingen te zien storenGa naar voetnoot(*). - De invordering der inkomende regten is in zeker opzigt beter geregeld dan in Engeland. Daartoe geschikte bedienden zijn, bij nacht zoo wel als bij dag, gereed tot het onderzoeken der bagage. Niemand, derhalve, is uit dien hoofde genoodzaakt, zich een enkel uur op te houden; terwijl in Engeland de goederen slechts op bepaalde uren kunnen aangegeven worden, hetgeen veelal een aanmerkelijk verwijl en onaangenaamheid veroorzaakt. | |
Bedelaars.De bedelaars zijn in Frankrijk ontelbaar, en ongemeen lastig. In Parijs worden zij door de politie in toom gehouden, maar in de provintie-steden omringen geheele zwermen van bedelaars de rijtuigen; de kinderen staan langs de helling der heuvels derzelver aankomst af te wachten, op een' droevigen toon zingende: charité, s'il vous plait! De kloosters waren, vóór derzelver afschaffing, de toevlugt der armen, die nu volstrekt aan zichzelven zijn overgelaten, en geene ande- | |
[pagina 550]
| |
re schuilplaats hebben dan de hospitalen, behalve in sommige parochien, waar jaarlijksche inschrijvingen tot ondersteuning der armen geopend worden; maar nergens is er, zoo als in Engeland, [en de Nederlanden] van lands- of stads wege op eene wettige wijze voor gezorgd; hetgeen buiten twijfel eene der redenen is, waarom in de provintie-steden en ten platten lande de armoede en onbeschaamde bedelarij zich overal zoo zeer doen opmerken. | |
Gewigt van den militairen stand.Alle hoeken van Parijs zijn opgepropt met krijgslieden; zij schijnen de orde der zamenleving geheel omgekeerd te hebben. De gemeene soldaat, trotsch op zijnen invloed, stapt met eene siere houding langs de straten, en mengt zich in het gezelschap of neemt deel in de gesprekken van zijne meerderen, met al de onbeschaamdheid van eenen woelzieken burger. Men treedt de openbare boekerij binnen, waar 300,000 deelen verzameld zijn, of wandelt door de zalen der Louvre, versierd met de schoonste schilderstukken en standbeelden, den roof der overwonnen natien, berekend om de hoogste aandoeningen der geestdrift op te wekken, en leven en wezenlijkheid bij te zetten aan de smaakvolle denkbeelden, welke het lezen der oude schrijvers bij ons doet geboren worden; men ziet er kunstenaars, die zich bezig houden met het nabootsen dier kunststukken, en men verbeeldt zich bijna in hen de schilders der oudheid herboren te zien; wanneer de begoocheling plotseling verdwijnt, op het gezigt van gemeene soldaten, die er hunne ledige uren doorbrengen. Het Fransch uniform herinnert u, dat gij nog binnen de muren van Parijs zijt. | |
Beleefdheid der nationa!e garde.De soldaten zijn, over het algemeen, onbeleefd en misnoegd. Hun voorkomen is woest, hun uitzigt donker, en naauwelijks kan een Engelschman van hen een vriendelijk antwoord verwachten. De nationale garde, evenwel, maakt hier eene uitzondering, zoo als uit het volgend geval genoegzaam blijkt. Gedurende mijn verblijf te Parijs, trad ik, zonder het te bemerken, in een vertrek, waar eenige recruten zich in den wapenhandel oefenden: hier eenigen tijd vertoevende, | |
[pagina 551]
| |
sprak een tamboer mij met de uiterste beleefdheid aan: Mijnheer, zeide hij, terwijl hij de hand aan zijne muts bragt, het doet den kommanderenden officier ten uiterste leed, maar, ingeval gij aan niemand hier ter plaatse iets te zeggen hebt, zoo kan hij, behoudens zijnen pligt, u niet toelaten hier langer te vertoeven. - Ik breng dit voorbeeld bij, niet alleen als eene uitzondering op het gedrag der nieuwerwetsche Fransche soldaten, maar zelfs als iets, hetgeen al zeer nabij komt aan de oude Fransche beleefdheid. | |
Lediggang der Parijzenaren.Eene van de meest in het oog vallende bijzonderheden van Parijs is het algemeen voorkomen van ledigheid, en het gebrek van die drukte en werkzaamheid, welke zich zoo duidelijk in Londen vertoonen; zoo geheel verschillende is Parijs van de Engelsche hoofdstad. De beschouwer, die het gewoel der beide steden met aandacht gadeslaat, zal opmerken, dat in Londen ieder een bepaald doel schijnt te hebben, hetwelk zijne gedachten bezig houdt, en tot welks bereiking hij zich voortspoedt; terwijl in Parijs juist het tegendeel plaats heeft: de geheele bevolking wandelt daar op haar gemak voort, en schijnt alleen naar tijdverdrijf te zoeken. Het getal van openbare wandelplaatsen, tuinen, schouwburgen, boekerijen, muzeums, biljartkamers, dans- en concert-zalen is dan ook verbazend. Parijs schijnt inderdaad alleen eene plaats van uitspanning, waar het volk niets te doen heeft, en het vermaak in eene bezigheid herschept. In de tuinen van de Tuillerien, in de Elyzeesche velden, in het Palais Royal en de Boulevards vindt men een ontelbaar aantal stoelen, die voor een' halven stuiver [Eng.] het stuk verhuurd worden: de mode wil, dat men twee stoelen te gelijk hure, om op den eenen te zitten en de beenen over den anderen uit te strekken, en zoo ziet men er honderden zitten, op alle uren van den dag. | |
Vermakelijkheden.De Parijzenaars brengen slechts een gering gedeelte van den dag in hunne huizen door; gewoonlijk ontbijten zij in een koffijhuis, nemen hun middagmaal bij een' restaurateur of in eene herberg, en gebruiken in eene of andere publieke plaats een glas limonade voor hun souper. Men vindt er derhalve | |
[pagina 552]
| |
zeer weinig van hetgeen men gewoonlijk oude Engelsche gastvrijheid noemt. Leven zij zelve niet in hunne huizen, zij kunnen er hunne vrienden niet noodigen. Inderdaad, zij schijnen alleen eenig vermaak te scheppen te midden der menigte. Het is dan ook eene hunner grootste genietingen, om in de verschillende plaatsen, waar men gewoonlijk bijeenkomt, te wandelen of te zitten. Het is den Franschman volslagen onverschillig, of die plaats eene boekerij, dan wel een muzeum, een tuin, of een boulevard is, indien het slechts in de mode zij en drok bezocht worde: zijn éénig oogmerk is, om zich dáár te bevinden, waar hij ook anderen aantreft. Hij is een gezellig dier, en kan de zamenleving niet ontberen: hem tot afzondering en eenzaamheid te veroordeelen, zou ongetwijfeld de grootste straf voor eenen Franschman zijn. Daar de Franschen vol zijn van geest en levendigheid, trachten zij naar iets, dat op hetzelfde oogenblik hunne aandacht bezig houdt en hunne leden oefent. Van hier, dat dansen hun geliefd vermaak is. In Frankrijk danst iedereen; de schoenjood beweegt zich met geen minder bevalligheid dan een graaf of hertog, en verstaat en volvoert misschien even zoo juist en aardig al de passen van een cotillon of wals. Den zondag-avond viert elk dorp ten platten lande door eenen dans in het veld of onder het geboomte; daar deze avonden in Frankrijk voor heilige dagen gerekend, en als zoodanig in de hoogste vermakelijkheden gesleten worden. Ook het spel is zeer gezocht. De biljartkamers en speelhuizen in Parijs zijn ontelbaar. Een koffijhuis zonder biljart wordt als onvolkomen beschouwd, en verscheidene hebben er twee of drie. Het Palais Royal vooral bevat eene menigte dergelijke vertrekken. | |
Spotzucht.Ik moet hier, tot eer der Fransche natie, opmerken, dat zij nog zoo veel van hare oude beleefdheid heeft overgehouden, als genoeg is om te verhinderen, dat men de vreemdelingen bespot. Al de rangen der maatschappij wachten zich daar stiptelijk voor; en niets is eenen Franschman onaangenamer, dan dat een vreemdeling zich verbeeldt het voorwerp zijner spotternij te zijn. | |
[pagina 553]
| |
De Fransche vrouwen.De Fransche vrouwen kunnen, over het algemeen, het oog van eenen Engelschman niet behagen, die aan de bevallige, innemende wezenstrekken en de fraaije, losse houding der vrouwen zijns lands gewoon is. De Fransche dames zijn meestal kort en gedrongen, met breede schouders; hare wezenstrekken zijn geenszins belangwekkend; zij hebben echter schoone oogen, en bezitten eene soort van vuur en levendigheid. Doch men vindt er die netheid en zuiverheid van kleeding niet, welke de Engelsche vrouwen onderscheidt. De begrippen omtrent de welvoegelijkheid zijn zoo zeer onderscheiden als de natien zelve. In Parijs bezoeken fatsoenlijke vrouwen de koffijhuizen, en dat meermalen zonder door een' heer verzeld te zijn. Dit komt eenen Engelschman ten hoogste onvoegzaam voor: echter is het misschien, in het afgetrokkene beschouwd, zoo ongepast niet, (vooral, daar de gewoonte des lands, die altijd eenen grooten invloed op de zeden heeft, zulks ééns heeft goedgekeurd) en draagt, bovendien, misschien niet weinig tot de algemeenere verspreiding van beschaafde zeden en manieren bij. |
|