| |
Het leven van koningin Maria Leckzinska, grootmoeder van Lodewijk XVIII, den tegenwoordigen koning van Frankrijk.
(Medegedeeld door christiaan sepp, jansz. te Amsterdam.)
Wat kan er onder de woelingen van het ondermaansche, wat bij de zoo vaak te leur gestelde verwachtingen van den kortzigtigen mensch, noodzakelijker en belangrijker zijn, dan dat vertrouwen op de eeuwige voorzienigheid eenes alwijzen en besten Vaders aan te kweeken, hetwelk ons kan doen berusten in de schikking onzer lotsbedeeling? Het is waar, wij hebben, ten aanzien dier leidingen, in de H. Schrift, bijna op ieder blad, sporen van Gods almagt, wijsheid en goedheid; maar, hoe zeer het, met betrekking tot dezelve, ook
| |
| |
al niet moge ontbreken aan toestemming en geloof, zoo missen zij bij sommigen, ter algeheele en volledige toepassing op hart en gedrag, wel eens dien invloed, waartoe zij ons zijn aangewezen. Niets kan derhalve gepaster zijn, dan ook uit latere tijden zoodanige geschiedenissen te ontleenen, wier sprekend karakter het gezag der H. Schrift helpt staven, en die omtrent doel en oogmerk daarmede geheel instemmen; ons met den dierbaren Bijbel leerende, dat het lot der volken zoo wel, als dat van bijzondere personen, Koningen, Vorsten en onderdanen, in de hand is van Hem, die het heelal bestuurt, die zoo wel den worm in het stof ziet wemelen, als den Seraf gadeslaat. En het is de overweging hiervan, mijne Landgenooten, die mij deed besluiten, de navolgende, door mij uit eene zuivere bron ontleende, Levensgeschiedenis mede te deelen eener voortreffelijke Vrouwe, de herinnering aan wier nagedachtenis tegenwoordig niemand kan bevreemden; eener Vrouwe, die, hoewel onder vele rampen opgevoed, eindelijk de zon der vreugde zag verrijzen, en in vollen nadruk ondervond de waarheid der verzekering, dat het vertrouwen op de Voorzienigheid eenmaal wordt bekroond.
Maria charlotta sophia felicitas was de Dochter des Konings stanislaus leckzinsky van Polen, die door invloed en medewerking van karel XII, Koning van Zweden, door de Poolsche Magnaten, in de plaats van augustus II, die door denzelven van den troon verdreven was, daarop verheven werd. Dan, stanislaus bezat die kroon niet lang; want, na het ongeluk, karel XII bejegend, werd de Poolsche Monarch van land en volk ontzet, moetende met zijne Gemalin en Dochter, (de Prinses maria) onder duizend gevaren, den akker des lijdens ploegen, tot dat zij eindelijk in Frankrijk rust en veiligheid vonden. Stanislaus was een der edelste mannen van zijnen tijd - hij en zijne Gemalin, eene Poolsche Gravin, waren, in den uitgebreidsten zin des woords, Christenen; hunne Dochter werd alzoo Christelijk opgevoed, en het geen aan deze opvoe- | |
| |
ding bijzondere kracht en nadruk gaf, was het lijden, hetwelk zij van hare geboorte af aan, tot op haar huwelijk met lodewijk XV, Koning van Frankrijk, met hare Ouders moest verduren.
De Prinses maria was slechts één jaar oud, toen zij reeds in een zeer groot levensgevaar werd gewikkeld: haar Vader was met zijn leger in Warschau; de Saksische armee rukte met geforceerde marschen voorwaarts, en daar hij zich niet sterk genoeg bevond derzelve het hoofd te bieden, zoo besloot hij te retireren, en zich met de overwinnende Zweedsche magt te vereenigen. Stanislaus had zijn huisgezin bij zich. Slechts eene halve dagreize van zeker oord, waar zijne troepen halte hielden, ontwaarde hij, dat de vijanden zich nog maar weinige uren van hem verwijderd bevonden. Aanstonds liet hij zijn volk opbreken; hij kommandeerde en bestuurde in eigen persoon den afmarsch, en men gehoorzaamde hem met zulk eene overijling, dat de officieren van zijn huis, mitsgaders de bedienden, vergaten, om de jonge Prinses maria in zijn rijtuig te brengen; terwijl de Gouvernante meende, de Min zou het kind bij zich hebben, en deze wederkeerig hetzelfde omtrent de Gouvernante onderstelde. Intusschen zette het leger zijnen weg voort. Een uur daarna, toen men de jonge Prinses miste, zond men dadelijk eenige ruiters terug om haar af te halen. Deze, aan het huis gekomen zijnde, daar de Koninklijke familie geslapen had, vroegen oogenblikkelijk aan den waard, waar het kind, de Dochter des Konings, zich bevond. Deze antwoordde: ‘Ik weet het niet, en men heeft het mij ook niet in bewaring gegeven.’ Men deed hem ontzettende bedreigingen; maar hij bleef bij zijne ontkenning, daarbij voegende: ‘Gijlieden zoekt mij slechts ter dood te brengen; maar ik ben onschuldig.’ Ondertusschen doorzocht men het gansche huis, zonder evenwel het kind te vinden; eindelijk besloot men hetzelve in brand te steken; dan, op het oogenblik dat men zulks ging bewerkstelligen, vonden eenige der
| |
| |
manschappen het kind achter in een' wagenstal of schuur, te midden van hun luidruftig onderzoek, gerust in het wiegje liggen, de krijgslieden toelagchende.
Drie jaren daarna, toen karel XII Saksen de wet voorschreef, en de familie van Koning stanislaus te Posen, in Polen, haar verblijf hield op het slot, dat noch door uitwendige versterking, noch door eene toereikende bezetting genoegzaam beveiligd was, viel Czaar peter I met zestigduizend man in Polen, en zond een korps ligte troepen naar Posen, om de Koninklijke familie gevangen te nemen. Alles vlugtte - de vierjarige Prinses echter werd, benevens eenige bedienden, door de Russen omsingeld en ingesloten; en reeds waren deze laatsten bezig met het openbreken der deuren van het Slot, toen men nog middel vond door een' verborgen uitgang in den tuin te ontkomen, en zoo de naastbij gelegene boerenwoning te bereiken, alwaar men het kind aan de zorge eener boerin moest aanbevelen, welke hetzelve trouwhartig, vol angst en bezorgdheid, in eenen baktrog verborg, tot dat de vijanden wederom waren afgetrokken.
Na den ongelukkigen slag bij Pultawa, in den jare 1709, waarbij karel XII door Czaar peter geslagen werd, en ingevolge dier nederlaag zich met de vlugt moest redden, de wijk nemende naar Bender, onder Turksch gebied, moest ook stanislaus zijn Rijk verlaten; hij week naar Pommeren, en hield zich aldaar in Stettin op, waarheen ook de Prinses maria gebragt werd, welke zich tot hiertoe nog in Posen bevonden had. Uit Stettin dreef de storm des tegenspoeds den Koning, met zijne Gemalin en Dochter, naar Zweden; van daar naar Tweebruggen, en vervolgens naar Frankrijk, alwaar dan eindelijk deze drie ongelukkigen rust en bescherming vonden.
Indien men mogt vooronderstellen, dat de opvoeding der jonge Prinses bij deze onrustige levenswijze wel zal geleden hebben, zoo bedriegt men zich zeer: stanislaus vergat, bij alle de oorlogen, die hij voe- | |
| |
ren moest, bij zijne onrustige levenswijze en ongelukkige ontmoetingen, geen oogenblik, dat hij vader was; de opvoeding zijner maria, benevens nog eene Dochter, welke echter in Tweebruggen reeds vroeg overleed, was zijne aangenaamste uitspanning onder den last der tegenspoeden. De Gouvernante der beide kinderen, mockzinska, was eene voortreffelijke Dame, welke uitstekende verdiensten bezat, en in de beoefening van het ware Christendom verre gevorderd was; zij ontving van stanislaus een door hemzelven welberaamd plan, hetwelk door haar getrouw werd opgevolgd; een plan, dat bij ieder Instituut voor jonge Dochters behoorde ten grondslag te liggen, hetwelk te beschrijven hier echter te wijdloopig zoude zijn. Stanislaus verwijderde het zoogenaamde fraai vernuft, omdat hetzelve de meisjes te verwaand maakt; even zeer was hij een vijand van zekere systematische stellingen in het godsdienstige, omdat dezelve de ziel slechts met vooroordeelen vervullen. Hij beminde vriendelijkheid en opgeruimdheid, en zocht zulks ook in maria over te planten; hij wilde, dat men de vorming van den geest langzaam, en met de ontwikkeling van het gansche gemoedsbestaan gelijken tred zou doen gaan; dit stelde hij ten grondregel, zoo wel met betrekking tot het wetenschappelijke, als tot het onderwijs in den Godsdienst; en wat dit laatstgenoemde betreft, hetzelve was zoo geheel doelmatig, zoo verheven en waardig, dat het mij leed doet, zulks hier niet voeg zaam te kunnen mededeelen: hij was, ja, geheel katholiek, maar zoo zuiver en praktikaal, en zoo overeenkomstig tevens met den geest van het ware Christendom, dat maria daardoor tot
eene der voortreffelijkste Christinnen, en te gelijk tot eene der kloekzinnigste en schranderste vrouwen gevormd werd.
Stanislaus en mockzinska waren het ook daarin eens, dat men de kinderen reeds in hunne vroege jeugd den Heere jezus als den grootsten kindervriend moest leeren kennen. De Prinses was naauwe- | |
| |
lijks in staat, de Natuur en hare schoonheden te bewonderen, of zij werd ook reeds daardoor tot aanbidding, tot dankbaarheid en liefde omtrent den grooten Veroorzaker van alles opgeleid; zoo werd haar de geheele schepping ten tempel, en zij telkens opgewekt, haren blik hemelwaarts te wenden. Bijzonder werd hare neiging tot weldadigheid daardoor aangekweekt, en zij bereikte daarin allengskens eene ongemeene hoogte. Door deze vorming van verstand en hart, was maria reeds in haar achtste jaar de roem en blijdschap harer familie, en zij werd reeds in Pommeren hooggeschat, als een met grooten aanleg begaafd kind.
Iets, dat zij in dezen leeftijd geheel niet begrijpen kon, was, dat er menschen gevonden worden, die God niet liefhebben, en wier handelwijze zoo geheel strijdig is met zijn welbehagen; daarom zeide zij eens: Het komt zonder twijfel daar van daan, dat zij niet weten, wat God voor hen gedaan heeft, en wat Hij tegen hen doen kan; zij weten zeker niet, dat er een Hemel en eene Hel is: men moest hun dit toch zeggen.
Nog bezat Mevrouw mockzinska eene groote verdienste, dat zij, namelijk, de jonge Prinses aan arbeidzaamheid gewende, haar den lediggang als afschuwelijk voorstellende: hare bezigheden waren afgedeeld in uren, den Godsdienst, het onderwijs in onderscheidene talen, en der handwerken toegewijd, en in hare uitspanningen hield zij zich bezig met teekenen, schilderen, muzijk, enz.; zij teekende en schilderde bijna niet dan godsdienstige voorwerpen; ook was hare muzijk meestal daarmede overeenkomstig; ter vorming van eene bevallige houding, leerde zij ook dansen.
De H. brigitta, eene voormalige Zweedsche Prinses, kende zij uit de geschiedenis. Toen zij zich in Zweden bevond, liet zij zich bij den man brengen, die, zoo het heette, het ligchaam in bewaring hield. Een Zweedsch, dat is een Lutersch Bisschop, geleidde haar derwaarts; nadat zij het ligchaam bezien had, verzocht zij, men mogt haar toch het hoofd geven of
| |
| |
verkoopen; hetzelve was hun, als Luteranen, immers niets waardig. De bezitter moest haar zulks wel weigeren, en de Bisschop voegde daarbij: dat het hoofd niet buiten het Rijk mogt gevoerd worden. Maria antwoordde: Maar het is evenwel een katholiek hoofd. - ‘Dat,’ hernam de Bisschop, ‘doet niets ter zake; zij was eene voortreffelijke vrouw.’ - Gij hebt gelijk, mijn Heer! was het antwoord der elfjarige Prinses; en zoo lang het hoofd dezer voortreffelijke vrouw in Zweden blijft, zal men zich herinneren, dat in hare dagen het Koningrijk katholiek was. - De Moeder van stanislaus en zijne Gemalin ondersteunden de edele mockzinska in de opvoeding van maria, zoo dat zij reeds in haar twaalfde jaar als eene wel onderwezene, naar hart en geest gelukkig gevormde, en algemeen geachte en beminnelijke jonge Dame bekend stond.
Eindelijk kwam nu ook de rampspoedige familie tot rust; want de Koning van Zweden, die ook Hertog van Tweebruggen was, gaf aan dezelve het Tweebrugsche Slot, alwaar, na tien onrustige en rampvolle jaren, nu meerdere kalmte genoten werd. Stanislaus gaf zich geheel der Goddelijke Voorzienigheid over, en wijdde thans zijnen tijd aan den Godsdienst en aan de opvoeding zijner Dochter. Zijne Gemalin was bij wijlen treurig wegens het verlies der Poolsche kroon, waarover dan wel eens een minzame woordenstrijd ontstond. Bij eene dusdanige gelegenheid verkozen eens beide de Ouders hare twaalfjarige maria tot scheidsvrouw; zij moest beslissen, wie gelijk had. Ik ben van gevoelen, zeide zij na eenig bedenken, dat ge beiden in den grond der zake kunt gelijk hebben. Mama treurt om hare kroon, omdat zij die liefhad; Papa betreurt dezelve niet, omdat hij Man is. De Vader omarmde haar teederlijk, met deze woorden: ‘Gij hebt als een Man geoordeeld!’
(Het vervolg hierna.) |
|