‘Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijnheer!
Meermalen door mijne kinderen aangezocht om eenige vertelling, vind ik mij wel eens genoodzaakt, tot verdichting mijne toevlugt te nemen. Om dan, echter, aller belangstelling des te meer op te wekken, de vreugde te vermeerderen, en tevens zelf eenigen leiddraad te vinden, ben ik gewoon, hun elk een woord te doen opgeven, die zij geleerd hebben zoo verschillend mogelijk te kiezen; en hiervan vertel ik dan. Onlangs van hen opgegeven zijnde: een vergeet-mij-niet, een horlogiesleutel, eene kerk, en een druivenboom, waren zij en ik over den uitslag bijzonder wel te vreden. Ik besloot dus, het verhaal op te schrijven. En zie hier de vrucht daarvan! waaraan ik den titel wensch te geven van “Het leerzaam Afscheid,” om zulks, indien Gij het goedvind, te plaatsen in uw Mengelwerk, of misschien ook zulk een oorspronkelijk verhaal eenige goedkeuring bij ons lezend publiek kon vinden. Ik heb de eer, enz.
N.S.’
‘Amsterdam, 26 Julij 1815.