| |
Frederik Willem III, tegenwoordige koning van Pruissen.
(Vervolg en slot van bl. 346.)
Op den 15den van Wijnmaand 1806 berende de Hertog van Berg Erfurt, eene schoone citadel, waarin de Generaal mullendorf was geweken. Den volgenden dag ging zij over met 14000 man, van welken 8000 gewond waren. Dezelfde Generaal ging hierna over tot de blokkade van Maagdenburg, hetwelk, in
| |
| |
het denkbeeld dat het buiten gevaar was, over de honderd (Eng.) mijlen van het tooneel des oorlogs verwijderd zijnde, tot de bergplaats gemaakt was der schatbaarste zaken van Munster, Capel en Oostvriesland. Het gaf zich den 7den Nov. over. Thans trok hij op Spandau, hetwelk slechts ongeveer een uur gaans van Berlijn ligt; deszelfs bezetting gaf zich den 24sten over. Stettin was de naaste vesting, die voor de wapenen van dezen Generaal bezweek, en waarin zich de Prins van hohenloo met de overblijfselen van zijn leger had geworpen, na den noodlottigen slag bij Jena. Verscheidene andere voordeelen bekroonden den voortgang der Fransche wapenen; en op den 24sten October trok buonaparte zelf te Potsdam binnen. Hier bezocht hij het paleis en de grafstede van den grooten frederik, en beroofde ze van alle hare uitwendige zegeteekenen. De degen van dien uitstekenden oorlogsman, de vaandels, welke hij in den zevenjarigen krijg had genomen, en de sjerp, welke hij gedurende dat hagchelijk tijdperk droeg, werden door buonaparte bevolen aan het Hotel der Invaliden te Parijs te schenken. Binnen drie dagen na zijne aankomst te Potsdam, deed hij zijne openlijke intrede in Berlijn, gevolgd door zijne voornaamste Generaals en de gardes te voet. Alle maatregelen waren genomen, om de personen en eigendommen der inwoners te doen ontzien en beschermen; en (men moet het erkennen) zoo gestrenge krijgstucht had plaats, dat de tegenwoordigheid der Franschen ter naauwernood den gewonen loop der bezigheden stremde. Het provisioneel bestuur der overwonnen landen werd den Generaal clarke aanbevolen, en verdeeld in vier departementen; Berlijn, Custrin, Stettin, en Maagdenburg: en onmiddellijk rukte buonaparte voort naar Warschau, werwaarts verscheiden afdeelingen zijns legers op marsch waren.
De ongelukkige Koning van Pruissen was middelerwijl te Koningsbergen, hetgeen de plaats zijner residentie werd en het punt van verzameling zijner verstrooide
| |
| |
legermagten, beloopende in haar geheel niet meer dan 50,000 man. Hanover werd door een detachement Fransche troepen bezet; en insgelijks werd bezit van Hamburg, door den Generaal mortier, in naam van buonaparte, genomen.
Rusland was de bondgenoot van Pruissen in dezen oorlog, en rukte thans met hare legers aan, om den geslagen Monarch te helpen. Doch de Generaal bennigsen, die dezelven aanvoerde, kreeg de nederlaag te Pultusk, in Nieuw Oostpruissen, op den 26sten Dec.; en de verwachtingen des Konings werden andermaal bitterlijk verijdeld. Thans zag hij zich in eenen toestand, welke hem geenen grond tot hoop kon geven om in zijn rijk hersteld te worden, ten zij door de gematigdheid des overwinnaars. Eenig vertrouwen vestigde hij nog op zijne Silezische onderdanen; en hij vaardigde eene proclamatie tot hen uit, waarin hij de rampen zijner onderdanen in het algemeen betreurt, uit hoofde der woeste wijze van oorlogvoeren door de Franschen, en zich beklaagt, dat zijne Silezische bezittingen met dezelfde rampen worden gedreigd; doch hij roept hen op om zichzelven te weer te stellen ter verdediging van hun lijf, hunne vrijheid en eigendom, en doet hun eenen gelukkigen uitslag hopen, niet minder op grond der pogingen van de Pruissen, dan der krachtdadige medewerking van Rusland. Deze proclamatie was gedateerd uit Breslau, de hoofdstad van Silezië, en geteekend door den Graaf van gotzen; en, schoon zij in geenen deele alle de gevolgen had, die verwacht werden, bleef zij nogtans niet zonder uitwerking. Door de pogingen van den Prins van pless, die benoemd was tot bevelhebber der provincie, werd een aanmerkelijk korps verzameld van de troepen, in de verschillende vestingen bezetting houdende, en hierbij werd eenige aanwas van magt gevoegd door de geestdrift en ijver van het volk zelv'. Prins jerome bestuurde de krijgsverrigtingen der Franschen in dit gewest, en had onder zich de troepen van de Koningen van Wur- | |
| |
temberg en Beijeren. Hij zegepraalde in zijne meeste gevechten met de Silezische troepen, en op den 8sten Jan. 1807 ging de stad Breslau, die gedurende eenigen tijd een geregeld beleg had
ondergaan, aan de benden onder zijn bevel over. De overige vestingen in Silezië waren spoedig berend, en ondergingen achtereenvolgend het lot van Breslau. De Prins van pless werd ten laatste verdreven naar het gebied van Glatz, en zocht toevlugt in de hoofdstad van denzelfden naam. Hier werd hij vervangen in het bevel over de armee door den Baron kleist, die, door zijne werkzaamheid, den vijand voor eene wijle tijds genoeg in beweging en alarm hield. Hij deed eene poging om Breslau te hernemen, en was door de lafhartigheid van een korps Saksers bijna geslaagd. Middelerwijl was Prins jerome gecampeerd voor Neissen, welke plaats hij met nadruk belegerde. Zij gaf zich ten laatste over, zoo als ook eenige andere sterkten deden: maar de verlengde pogingen der inwoners van Silezië vormden niet slechts eene treffende tegenstelling met de gemakkelijkheid, waarmede andere vestingen in de Pruissische staten hadden gecapituleerd; zij hadden insgelijks het goed gevolg van de hoofd - armee in Polen te beletten zich met de troepen te vereenigen, tot het te onderbrengen dezer sterkten gebezigd.
Gedurende het laatste gedeelte van dezen strijd tusschen Pruissen en Frankrijk, was Rusland de Mogendheid, die voornamelijk in den oorlog deelde; en de bataljes van Eylau en Friedland toonden de opregtheid harer verkleving aan de zaak, welke zij had omhelsd. Doch laat ons hier voor een oogenblik stilstaan in dit verslag van veldslagen op veldslagen - dit verhaal van slagtingen! De jammeren van den oorlog worden maar zelden naar eisch geschat door hen, die aan dezelven niet zijn blootgesteld; voor dezulken mag eene schilderij van deszelfs wezenlijke rampen wel niet onleerzaam of onvruchtbaar zijn. De slag van Eylau,
| |
| |
getrouwelijk geschetst door een' ooggetuige, vertoont daarvan een treffend beeld:
‘Zoo spoedig als het veilig geschieden kon, drong mij mijne nieuwsgierigheid om het merkwaardig tooneel te bezoeken; en verschrikkelijk inderdaad had de ijzeren hand des krijgs hare doodelijke trekken op deze rampzalige oorden gedrukt! Hier was de vreedzame landman, die naauwelijks den naam van buonaparte kende, uit zijne woning gescheurd, en vriend en vijand schenen zich vereenigd te hebben, om hem zijn ijsselijk lot te doen gevoelen.
De Russen, om vuren te stoken, hadden de hutten van alle de naburige dorpen ontbloot en afgebroken. Iedere soort van voorraad was hier weggemaaid, en ellende en gebrek vertoonden zich in hare grootste uitersten. Ouders waren genoodzaakt hunne uitgehongerde lievelingen in hunne eigen tuinen te begraven. Arme, vermagerde, holoogige gedaanten kropen, als bedelaars, in lappen rond; en het was bijna onmogelijk hunne woningen binnen te gaan, uit hoofde van den stank van doode ligchamen, waartegen zelfs de geest van azijn niet in staat was mij te beschutten. Ook waren die bij de Fransche hoofdkwartieren niet gelukkiger, want zij verloren insgelijks wat maar te vinden was; en de Rector van Jessau naar Koningsbergen gevlugt zijnde, werd van zijne geheele boekerij gebruik gemaakt om de ketels der soldaten te doen koken!
Zonder het te zien, zou ik nimmer geloofd hebben, dat de menschelijke natuur zulk eenen bovenmatigen trap van ellende kon verdragen.
Overmand door deze ijsselijke gezigten, hield ik het beter de afschuwelijkheden van het slagveld te gaan beschouwen. Hoe verminkt ook ik daar velen mijner natuurgenooten mogt vinden, ten minste hadden deze levenlooze ligchamen hun lijden geleden; terwijl de rampzalige inwoners van Eylau dien nog martelender honger-dood te gemoet kwijnden, welke gewis hun- | |
| |
jammerlot zou geweest zijn, hadden zij niet uit Koningsbergen ten spoedigste ondersteuning ontvangen.
Had ik eerst het slagveld (inderdaad een slagtveld!) bezocht, dit akelig en ongewoon gezigt zou mij ontwijfelbaar veel meer geschokt hebben, dan het thans deed; schoon er van twaalf- tot dertien-duizend slagtoffers voor mij verspreid lagen. Hier lagen brokken van trommels, karren, paarden, tuigen, mantels, hoeden, met gebroken musketten, pistolen en andere wapenen, alles dooreen en rondom verstrooid. Russen, Duitschers, Franschen en Pruisen lagen hier nevens den anderen.
Het gebrek aan leeftogt werd verzwaard door de treurige bedenking, dat vijfmaal meer verspild was door de soldaten, dan verbruikt. Alles was vernield en lag woest; geen deur of venster bleef over. De beide partijen volgden elkander in de huizen, en buonaparte gaf ten laatste de plaats ter plundering over; wanneer de bewoners, van den aanzienlijksten tot den geringsten, van alles beroofd werden, wat zij bezaten.’
Terwijl buonaparte de krijgsverrigtingen van zijne armee bestuurde, die tegen de Russen stond, werd zijn Generaal lefebvre gebruikt tot onderwerping van Dantzig, alwaar de Pruissische Generaal kalkreuth het bevel voerde, en welks bezetting bestond uit 16,000 man. Voor eenen aanmerkelijken tijd weerstond het al de pogingen der belegeraars, en sloeg, met eene verschrikkelijke slagting, alle hunne ondernemingen af, om meester van de citadel te worden. In April werd het voor vijf dagen gebombardeerd, doch zonder gevolg; en een wapenstilstand van vier uren werd door de vijandelijke bevelhebbers toegestaan, met het éénig oogmerk om de dooden te begraven. Ten laatste, na ongeloofelijke proeven van dapperheid en krijgskunde, capituleerde het op den 27sten Mei, de bezetting gesmolten zijnde van 16,000 tot op 9000. Hun verdrag was echter vereerend, en zoodanig als
| |
| |
zoo dapper eene armee verdiende. Zij trokken uit de sterkten met hunnen Generaal aan het hoofd en alle krijgseer, en hadden verlof om te gaan waar zij wilden, op belofte van binnen twaalf maanden tegen Frankrijk niet te dienen. Op het tijdpunt der ontruiming bevatte het eene groote menigte van krijgsvoorraad, zoo wel als kleederen, granen, enz.; maar deszelfs voorname waarde voor buonaparte was eene militaire stelling gedurende zijne operatiën in Oost-Pruissen.
De noodlottige uitslag der veldslagen van Eylau en Friedland leidde ten laatste tot het eindigen des oorlogs; en de zamenkomsten van alexander en buonaparte op de Niemen waren enkel voorbereidend tot den vrede tusschen hem en den Koning van Pruissen. Wij willen ons niet ophouden om de voorzieningen van dezen vrede te monsteren, noch den volgenden staat van Pruissen voor den geest terug te brengen, daar iedere dag ons noodigt, de rampen van het voorledene, bij de schitterende voordeelen van het tegenwoordig oogenblik, te vergeten, en op de bemoedigendste vooruitzigten te staren.
Het is aangenaam te bedenken, dat Pruissen, die Mogendheid, welke het meest vernederd, beleedigd en verguisd is door buonaparte, het grootste deel heeft gehad in hem deze straf en dezen tegenspoed te berokkenen. De Pruisen hebben de vlek meer dan afgewasschen, en de nederlaag van Jena gewroken. Wat aangaat hunnen grijzen bevelhebber, zijn karakter behoesde geene zuivering - het duldde nooit eene vlek. Hij bleef getrouw onder de trouweloozen, en wilde liever, in een afgelegen oord, zuchten over de vernedering van zijn vaderland, dan rang en eere genieten als een werktuig der Fransche heerschzucht. Hij heeft zich mogen wreken op de vijanden van zijn land. Geen officier heeft zoo veel toegebragt tot den tegenwoordigen gelukkigen staat der zaken van de Verbondenen. Even als de Generaal kutusoff, heeft hij het uiterste zijner grijsheid aan de moeiten en gevaren van
| |
| |
het slagveld gewijd; en, even als hij, heeft hij de volkomene verlossing van zijn vaderland en de vernieling zijner vijanden beleefd. Hij is met bekwaamheid bijgestaan door den Generaal yorck, die de eerste was om het teeken te geven tot den afval van buonaparte, en zichzelven eenen Pruis durfde betoonen in omstandigheden van meer dan gewone onzekerheid en gevaar.
Frankrijk, tot in het hart geschokt door de snelle en onvergelijkelijke voortgangen der indringende legers, zal, vertrouwen wij, als een leerzaam, waarschuwend voorbeeld worden vertoond op het historieblad; en de uitkomsten van 1812 en 1813 zullen, in toekomende eeuwen, aangehaald worden, om te bewijzen, dat een gebied, slechts gebouwd op vreeze voor menschen, en niet geschraagd door eenig beginsel van regtvaardigheid of eere, nooit van langen duur kan zijn. Eene kolom, op het zand opgerigt, is een flaauw beeld van deszelfs broosheid; en zijn val, wanneer ook plaats grijpende, verbaast niet minder door den spoed dan door de volslagenheid van deszelfs ondergang. |
|