Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815

[p. 361]

Satirieke aankondigingen.

Inrigting zonder wedergade. In den Windwijzer, Draaibordstraat, te Parijs.

Basset, gebreveteerd Hofkleêrmaker, vermaard om zijne handigheid, biedt zich aan, spoedig en zeer goedkoop, te keeren de kleederen, mantels, kostumen en livereijen, welke in hunnen ouden vorm niet meer aan het Hof kunnen gedragen worden. Mijneheeren Staatsraden, Ministers, Kerkvoogden, Mannen van den Tabbaard en van den Degen, die in het geval mogen zijn van zijnen dienst te behoeven, kunnen zich met volkomen vertrouwen bij hem vervoegen. De veranderingen, door de omstandigheden bevolen, zullen plaats grijpen overeenkomstig de thans bestaande praktijken; zoodat men uit zijnen winkel met een geheel nieuw uiterlijk kan verschijnen. Hij zal desgelijks ontvangen de Heeren Poëten, mits hunne kleederen niet al te zeer gesleten of versteld zijn: van hen vordert men niets meer, dan, overeenkomstig hunne bekwaamheden, en den arbeid, dien hunne omkleeding vordert, eene Ode, een' Heldenbrief, of zelfs een eindrijm ter omwikkeling van suikergebak enz.

Genoemde basset heeft insgelijks een compleet assortiment van Kostumen om ten Hove te verschijnen, welke hij verhuurt aan de Heeren Land-edellieden, die mogten verzuimd hebben zich van dezelve te voorzien. Hij bezit almede een assortiment van Uniformen, ten dienste van Heeren, die het Kruis van St. Louis komen vragen, uit aanmerking dat zij, sedert vijf-en-twintig jaren, den Koning zoo getrouw als heldhaftig hebben gediend op hunne landgoederen. Men kan dezelve bekomen voor den rang van Kapitein, Kolonel enz. enz. Alles tot een' civielen prijs.

Verloren Goederen.

De dochter van een' Maire in het departement van de Goudkust, oud 17 jaren, heeft gemeend haar dorp te behoeden, tijdens den doortogt der geallieerde troepen, door den Russischen Generaal te gaan smeeken, zich een weinig van zijnen weg te willen verwijderen. Ter bereiking van dit edelmoedig oogmerk, verpligt een paar dagen in het leger te vertoeven, hebben de

[p. 362]

soldaten haar een klein vrouwelijk juweel ontstolen, hetwelk zij van hare moeder had, en dat al haar sieraad uitmaakte. Zij is uitermate gevoelig voor dit verlies, daar het haar zal verhinderen te huwen, naardien de vaderlandsche jongelingen weinig ophebben met meisjes, die hare juweelen verliezen, overtuigd dat deze slechte en onoplettende huishoudsters zouden wezen. Zij verzoekt derhalve de genen, die haar eenige aanwijzing omtrent het verlorene zouden kunnen geven, haar dezelve ten spoedigste te willen doen toekomen. Zij, die dit goede werk mogten verrigten, zullen ter belooning het genoegen smaken van te voorkomen, dat eene arme jonge dochter al haar leven jonge dochter blijve.

Nieuwe Uitvindingen.

Mejufvrouw kabaal, gepatenteerd, haast zich het geëerd publiek te berigten, dat zij heeft uitgevonden eene nieuwe soort van hoogstnuttige en gemakkelijke Luchtbollen. Zij zijn gemaakt van Kameleonsvel. Iedere afdeeling is van eene telkens verwisselende kleur, hetgeen van eene allerbehagelijkste uitwerking is voor het gezigt. Deze Luchtbollen zijn wijders met zoo veel kunst vervaardigd, dat zij in staat zijn de geweldigste stormen te verduren, welke de invloed of de verdienste eens mededingers, de kwade luim of de werkelijke ongenade eens Vorsten, en zelfs de Omwentelingen, kunnen verwekken. Mijneheeren de Hovelingen, Ministers, en allen, die ten Hove verkeeren, zullen de waarde dezer uitvindinge weten te schatten.

Dierlijk Magnetismus.

Een Magnetiseur vraagt eene jonge dochter, onderwezen in de taktiek der wetenschap van het Magnetismus. Het is noodig, dat zij wete ten juisten tijde te bezwijmen, den toestand van het slaapwandelen volmaakt na te bootsen, met een half woord te verstaan, het geringste teeken te vatten, de oogen te openen zonder het te doen bemerken, en te zien, zonder het voorkomen te hebben van iets te onderscheiden. Men is er inzonderheid op gesteld, dat de persoon, welke zich moge aanbieden, de kunst versta van nooit te blozen. Men verzekert haar een inkomen, evenredig aan het twintigste gedeelte der ontvangst van den verkoop der Jaarboeken van het Dierlijk Magnetismus; aan welk Kantoor men zich hebbe te adresseren.