| |
Louiza Venoni.
Eene Italiaansche Geschiedenis.
Wannee wij het geluk, hetwelk in de hoogere standen der zamenleving wordt genoten, onpartijdig berekenen, zullen wij, ongetwijfeld, verbaasd staan, aldaar geenerlei natuurlijk gevod en zoo weinig wezenlijke voldoening te ontmoeten. De lieden naar de mode, de wellustelingen van den hoogen toon zullen bekennen, in oogenblikken van bedachtzaamheid, hoe vele smarten zich onder hunne genietingen gemengd hebben, en dat zij, vreesden zij niet zich belagchelijk te zullen maken, door de betrachting der deugd hunne vermaken aanmerkelijk zouden hebben kunnen verhoogen.
Sir eduard, met wien ik de eer had te Florence kennis te maken, bezat een karakter, verre verheven boven hetgene, gemeenlijk, de rijke Engelsche reizigers kenmerkt. Zijne historie was bekend bij sommigen zijner landgenooten, welke toenmaals in Italië zich bevonden; en één van hen, die bij wijlen over iet anders dan schilderijen en muzijk wist te praten, verhaalde mij de volgende bijzonderheden.
Al vroeg begon Sir eduard zijne reizen; kort na zijn vertrek (uit Engeland) vernam hij het overlijden van zijnen vader; dit stelde hem in het bezit van een groot vermogen. Met het geluk van het bezit paarde hij alle de neigingen der jeugd om het te genieten; altijd prachtig en somtijds ver- | |
| |
kwistende, was hij, echter, nimmer belagchelijk in zijne verteringen, en, hoewel hij bekend stond voor een man van vermaak, gaf hij meer voorbeelden van edelmoedigheid dan van dwaasheden. Met opzigt tot het aanzien en de achting, welke zijn karakter had verworven te midden van de dwalingen der jeugd, werd hij geacht veel verpligting te hebben aan de verkeering met eenen edelman, zijnen Akademievriend, die hem bij den aanvang zijner reizen verzelde. Tot zijn ongeluk, werd die heer, wiens vriendschap hem zoo nuttig geweest was, te Marseille van eene zware ziekte aangetast, wier gevolgen hem noodzaakten ter zee terug te keeren; hij scheidde dan van Sir eduard, die alleen zijne reis voortzette.
Op zekeren dag, als hij eenen berg in Piemont afreed, verkoos hij, ondanks de gevaarlijkheid van den weg, door een vooroordeel, aan zijnen landaard eigen, zijn Engelsch rijpaard boven eenen Italiaanschen muilezel; het dier deed een' verkeerden stap, viel, en sleepte, in dien val, zijnen ruiter mede. Sir eduard's knechts namen hem op, die naauwelijks eenige teekens van leven gaf; in haast maakten zij eene rosbaar, en droegen hem naar het naaste huis; het was dat van eenen boer, wiens woning welgesteldheid aankondigde. Eenige buren, aldaar verzameld, hielden eenen velddans voor de deur, toen Sir eduard hun vermaak stoorde. Het natuurlijk medelijden, welk zijn toestand moest verwekken, werd in aller hart ontstoken, doch vooral in het hart des eigenaars van het huis, venoni genaamd; hij haastte zich om den vreemdeling van het noodige te verzorgen, en, met behulp van zijne dochter, die, met alle teekens van de levendigste aandoening, den dans had verlaten, bragten zij welhaast Sir eduard tot zichzelven, en terug in het leven.
Eene hevige koorts was het gevolg van dit ongeluk; doch zij verminderde spoedig, en binnen de veertien dagen was hij in staat, in het gezelschap van venoni en diens dochter te verschijnen. Sir eduard kon niet nalaten eenige verwondering te betuigen over het beschaafd verstand en de kieschheid, welke hij in de verkeering met louiza bespeurde. Haar vader verhaalde hem, dat zij was opgevoed in het huis eener dame, die, door de vlakte rijdende, in zijn huis nachtverblijf had gezocht, in denzelfden nacht als zijne dochter geboren werd: zij begeerde, dat het kind naar haar zou ge- | |
| |
noeind worden. ‘Na het overlijden mijner vrouwe,’ voegde er venoni nevens, ‘nam zij louiza tot zich, en deed haar verscheiden kundigheden verkrijgen, die haar hier van geen nut zijn. Maar mijne dochter bezit geene ijdelheid; zij veracht haars ouden vaders eenvoudigheid niet; zij wil hem niet verlaten, en ik hoop haar weldra bij mij te zullen vestigen.’ Sir eduard had gelegenheid, louiza nader te leeren kennen, en over de waarheid van haar vaders verhaal te oordeelen. De muzijk en de teekenkunde waren de twee kunsten, in welke zij de meeste vorderingen had gemaakt, en Sir eduard was in dezelve meer dan gemeen bedreven. Niet onaangenaam was het louiza, dat zij hare stukken hoorde prijzen; en venoni's concerten, toen zijn gast in staat was, daaraan te kunnen deel nemen, waren niet meer hetgene zij voormaals geweest waren: venoni's fluit was de beste van de vallei; zijne dochters luit overtrof dezelve, en Sir eduard was een meester op de viool. Maar het waren de gesprekken tusschen louiza en eduard, welke men moest hooren! Zij waten van eene verhevene soort: kunde, smaak en gevoel heerschten
aldaar beurt om beurt. Sinds lang was louiza daarvan verstoken geweest; en, te midden van de onkunde der vallei, vond zij groot vermaak in dezelve te voeren: en moesten zij niet in waarde verdubbelen in den mond van Sir eduard, wiens gestalte eene der beminnelijksten was, welke ik ooit gezien heb? De trekken van zijn gelaat waren een gelukkig mengsel van levendigheid en gevoeligheid; en indien zijne ziekte het uitwerksel der eerste uitdrukking eenigzins had verminderd, de tweede had zij merkelijk verhoogd. Niet minder verleidende was louiza, eduard konde haar niet zonder eene teedere belangstelling zien, welke hij in het eerst aan een gevoel van dankbaarheid toeschreef. Deze belangstelling levendiger wordende, trachtte hij dezelve te overwinnen, door zich zijnen toestand te herinneren, en de verpligting, onder welke hij lag. Te zwak, nogtans, waren zijnen pogingen, en zijne drift, verre van te verminderen, werd er te heviger door. Slechts één middel was er voor zijnen hoogmoed overig om die drift te voldoen: hij beschouwde het als laag en zijns onwaardig. Maar eduard was de slaaf eener wereld, welke hij verachtte, onderworpen aan gebruiken, welke hij dikmaals veroordeeld had. Eindelijk, na de zaak bij zichzelven bepleit te hebben, be- | |
| |
sloot hij, eene proeve te nemen, indien het mogelijk ware, aan de dochter van venoni niet meer te denken, of - de banden der dankbaarheid en de wetten der dengd te vergeten. Wat louiza aangaat, die op de kracht dier beide gevoelens vertrouwde, zij openbaarde hem een gewigtig geheim, waarmede zijn geluk gemoeid was: het was op eenen avond dat zij met hun beiden gemuziseerd hadden, in venoni's afwezigheid. Zij nam hare luit, en speelde eenen korten treurzang. ‘Dezen zang,’ zeide zij, ‘heb ik ter gedachtenis van mijne lieve moeder gemaakt;
niemand anders dan mijn vader heeft dien gehoord; ik speel dien somtijds, wanneer ik alleen en in eene zwaarmoedige luim ben; waarom ik het thans gedaan heb, weet ik niet.... Maar helaas! heb ik dan geene redenen tot droefheid?’... Sir eduard drong haar, die redenen hem te melden. Na een weinig aarzelens, vertrouwde zij hem hare bekommeringen: haar vader was voornemens, haar uit te huwelijken aan den zoon eens rijken landmans; maar de opvoeding en manieren van haren minnaar waren zeer gemeen; zoo sterk had zij zich tegen deze echtverbindtenis verklaard, als het gevoel van pligt en de zachtheid van haar karakter toelieten; maar venoni was onverzettelijk omtrent dit huwelijk, en wilde het binnen kort doen voortgaan. ‘Hoe ongelukkig maakt mij dit besluit!’ vervolgde louiza: ‘In het huwelijk te treden met iemand, dien men niet kan beminnen! Aan zulk een man voor zijn geheele leven zich te verbinden!... ô God!’... Te zwaar voor Sir eduard's krachten was deze gelegenheid; hij vatte louiza's hand, en, dezelve vurig drukkende, zeide hij tot haar, dat het heiligschennis was, aan zulk eene verbindtenis te denken, prees hare schoonheid, verhief hare deugd, en eindigde met te zweren, dat hij haar aanbad. Louiza hoorde hem met een gevoel van vermaak, welk haar blozen niet geheel ontveinsde. Eduard, hare gemoedsbeweging ziende, bediende zich van dit gunstig oogenblik, sprak van de hevigheid zijner drift, van de nietsbeduidendheid der huwelijksplegtigheden, van het onvermogen eener wettige verbindtenis, van de eeuwige duurzaamheid der verbindtenissen, op de liefde gegrond, en bezwoer haar eindelijk, met hem te vlugten, en in het genot van het streelendste geluk hare dagen te slijten. Sprakeloos was louiza op dezen voorslag; zij konde hem deswege
| |
| |
geene verwijten doen, hoewel haar hart er diep van gegriefd was; haar éénig antwoord waren eenige stille tranen, die hare oogen ontsnapten; naauwelijks had zij den tijd, dezelve voor haren vader te verbergen, die op dit oogenblik binnen trad, verzeld van zijnen aanstaanden schoonzoon. Het was een man zoo als louiza dien had afgebeeld: lomp, onkundig, wiens voorkomen en manieren even laag waren. Maar venoni, hoewel, door zijne opvoeding, verre boven zijne buren verheven, beschouwde hem zoo als de arme den rijke doet, met blinde verwondering, het oog sluitende voor zijne gebreken. Hij nam zijne dochter ter zijde, zeide haar, dat hij haar haren aanstaanden echtgenoot aanbood, er nevens voegende, dat hij voornemens was, hen binnen eene week te vereenigen. Louiza ging in hare kamer; 's anderen daags belette haar eene ongesteldheid uit te gaan. Eduard had zijn woord gegeven met venoni eene wandeling te doen; voor dat hij uitging, nam hij zijne viool, en speelde eenen treurzang, die van louiza gehoord werd. Tegen den avond ging zij uit, om harer droefheid den vrijen teugel te vieren; zij hield stil op eene eenzame plaats, door eenige populieren belommerd, aan den rand van een beekje, welk door de vallei vloeide. Een nachtegaal zette zich neder op derzelver takken, en begon zijn gezang. Louiza zat op den verdorden stam van een' ouden boom, met het hoofd op haren arm rustende, en vierde harer droef heid bot. De vogel, door het geraas van verhaaste schreden verschrikt, verliet zijne zitplaats; louiza stond op, het aangezigt met tranen bedekt, en, zich omkeerende, zag zij... Sir eduard! Zijn gelaat vertoonde zijne voorgaande kwijning; haar bij de hand vattende, sloeg hij een oog naar den grond, waarin eene diepe verslagenheid te lezen was, en scheen eenige oogenblikken onbekwaam,
zijne gewaarwordingen uit te drukken. ‘Gij zijt niet wel, Sir eduard,’ zeide louiza met eene zwakke en bevende stem. - ‘Ik ben inderdaad ziek,’ antwoordde hij; ‘maar de ziekte zit in het hart; ik ben ongeneeslijk: ik heb inbreuk gemaakt op de wetten der herbergzaamheid, op de heilige pligten der dankbaarheid; ik heb om mijn geluk durven wenschen, mijn verlangen daarnaar betuigen, hoewel het hart mijner weldoenster er door gegriefd werd: ik wil er eene strenge boete voor doen. In dit oogenblik, louiza, verlaat ik u. Ik zal ellendig worden; maar gij,
| |
| |
gij zult in vrede leven, en gelukkig zijn door het volbrengen van uwe pligten jegens uwen vader! gelukkig, misschien, in de armen eens echtgenoots, die, in het bezit van zulk eene vrouw, de kieschheid, de gevoeligheid kan leeren kennen... Wat mij aangaat, in mijn vaderland zal ik van nieuws mij bevinden midden onder de luidruftige tooneelen en de laffe vermaken der wereld, het geluk, welk ik hier genoot, indien het mogelijk zij, half vergeten, en met eene soort van gelatenheid het leven dragen, dat leven, welk ik mij verbeeld had, bij u zoo streelend aangenaam te kunnen slijten!’ Louiza's tranen waren haar éénig antwoord. Thans verscheen Sir eduard's rijtuig. Hij haalde twee portretten uit zijn' zak; het eene was van louiza, door hemzelven gemaald: hetzelve aan eene keten om zijnen hals hangende, kuste hij het, en stak het in zijnen boezem. Het andere hield hij in zijne hand: ‘Dit,’ zeide hij, ‘indien louiza het wilde aannemen, zou haar hem kunnen herinneren, die eens haar beleedigde, doch die nimmer zal ophouden haar te beminnen; misschien zal zij het zonder toorn kunnen aanschouwen, wanneer het origineel niet meer zijn zal, en dit hart, niet meer voor de liefde kloppende, zal opgehouden hebben te lijden!’ - Op deze woorden was louiza te ondergebragt; zij bloosde, verbleekte, en riep: ‘ô Sir eduard! wat wilt gij van mij?’ Hare zwakheid en ontroering te baat nemende, greep bij driftig hare hand, trok haar naar zijn rijtuig, deed haar daarin klimmen, en, de paarden oogenblikkelijk uit alle hunne magt dravende, verloren zij welhaast den heuvel uit het gezigt, waarop de kudden van den ongelukkigen venoni weidden.
Louiza's deugd was bezweken; maar de kieschheid harer gevoelens en hare liefde voor het goede waren niet vernietigd: noch haars verleiders geloften van eeuwige getrouwheid, noch de bestendige en eerbiedige oplettendheden, welke hij op de reize naar Engeland voor haar droeg, waren in staat, den zielsangst te verligten, welken zij door het herdenken aan het verledene en het voorstellen van haren tegenwoordigen toestand leed. Een sterk gevoel had eduard van louiza's bekoorlijkheden en droefenissen; zijn hart was niet berekend voor het volhouden van de rol, welke hij had aangenomen; te vatbaar was hij nog voor de ware liefde: het medelijden, de wroegingen.... veelligt zouden deze ge- | |
| |
waarwordingen zijn verdwenen, indien hij een gewoon gedrag, heftige driftvervoeringen en verwijten, had ontmoet; maar het diepe en stille hartzeer zijner vriendinne versterkte zijne verknochtheid: nooit verweet zij hem hare rampen met woorden; nu en dan spraken eenige tranen voor haar; doch, weldra het vermogen hervattende om dezelve te bedwingen, was hare luit alleen, door derzelver treurige toonen, de tolk harer droefheid.
Bij zijne komst in Engeland, bragt eduard louiza naar een zijner landgoederen, alwaar zij met al de oplettendheid werd behandeld, welke gemeenlijk aan eene echtgenoote wordt bewezen: zelfs zoude zij eene uitgebreider magt kunnen oefenen, dan die aan de vrouw wordt toegestaan; doch, verre van eduard's beleefdheid en edelmoedigheid te misbruiken, weigerde zij zelfs, dat op hare equipage wapens geplaatst werden, welke eenen levensstand konden herinneren, dien zij wenschte voor altoos te verbergen, en, indien het mogelijk ware, te vergeten. Hare boeken en hare muzijk waren haar éénig vermaak, indien men dien naam moge geven aan eene bezigheid, die, voor eenige oogenblikken, hare droefheid opschortte, door haar van hare wroegingen te verwijderen, die niet weinig verzwaard werden door het herdenken aan haren vader, verlaten in zijnen ouderdom, zuchtende onder zijne eigen rampen en den toestand zijner dochter. Te veel edelmoedigheids bezat eduard, dan dat hij aan venoni's lot niet zou gedacht hebben: om het ongelijk, hem aangedaan, eenigzins te vergoeden, had hij een middel willen te werk stellen, hetwelk echter niet dan voor lage zielen tot eene vergoeding kan verstrekken, maar voor den man van eer een hoon is. Eduard kon, derhalve, zijn oogmerk niet bereiken: hij vernam, dat venoni, kort na de schaking van zijne dochter, zijne woonplaats had verlaten: zijne buren verhaalden, dat hij onderweg, in een Savooisch dorp, overleden was. Met de levendigste en grievendste droefheid vernam zijne dochter deze tijding: haar hartzeer weigerde, een tijdlang, alle vertroosting. Sir eduard, wiens geweten hem zelf veroordeelde, verdubbelde zijne teederheid en oplettendheden, om haar leed te verzachten; en, nadat de eerste aandoeningen eenigzins bedaard schenen, bragt
hij haar naar Londen, in de hoop, dat voorwerpen, die nieuw voor haar waren, zouden medewerken, om
| |
| |
hare gedachten eene andere wending te doen nemen. Te veel kieschheids bezat Sir eduard, om geen gevoel te hebben van louiza's droefheid; dezelve vermeerderde nog zijne liefde, en deed zijne teedere zorgen in eene soort van eerbied veranderen; hij huurde een huis, afgescheiden van het zijne, en behandelde haar met al de onderscheiding eener zuivere verknochtheid. Vruchteloos, echter, waren alle zijne pogingen om haar te vertroosten en hare gedachten af te leiden: louiza gevoelde al het verschrikkelijke van haar vergrijp, hetwelk zij beschouwde als niet slechts de oorzaak van haar verderf, maar ook van haars geliefden vaders dood.
Bij zijne komst in Engeland vond Sir eduard zijne zuster gehuwd aan een man van groot vermogen en hooge geboorte. Hij had haar getrouwd, omdat zij eene der schoonste vrouwen van Londen was, en onder zijne vrienden als zoodanig bekend. Zij had hem verkozen, omdat hij de rijkste harer aanbidderen was. Zij leefden zoo als lieden van hunnen rang doorgaans leven, met een ontzaggelijk inkomen bezwaard, zonder ware vreugde te midden van aanhoudende vrolijkheid. Zoo strijdig was dit tooneel met het denkbeeld, welk Sir eduard zich gevormd had van de ontmoeting, welke hem bij zijne bloedverwanten en vrienden zou bejegenen, dat hij eene aanhoudende bron van wansmaak vond in de verkeering met zijns gelijken; hunne zonderlinge gesprekken waren zonder verhevenheid, hunne denkbeelden beuzelachtig, hunne kundigheden oppervlakkig, verzeld van al den trots der geboorte en de baldadigheid des rijkdoms; laag waren hunne beginsels, en hun verstand bekrompen; in hunne gewaande genegenheden vertoonde zich niets anders dan ontwerpen van eigenbaat, en hunne vermaken waren even valsch als hunne gevoelens.
In de verkeering met louiza ontmoette hij gevoel en waarheid; haar hart was het éénige, dat waarlijk deel nam in zijn lot. Zij bemerkte Sir eduard's terugkeeren tot de deugd, en gevoelde al den prijs zijner liefde. Somtijds, wanneer zij hem treurig zag, deed zij haar best om de trekken van zijn gelaat een vertoon van vrolijkheid te doen aannemen, die hem niet meer natuurlijk was, en deed hare luit levendige en vrolijke in plaats van treurige toonen slaan; doch haar hart werd verscheurd door de poging, welke zij deed om hare eigen smart te verbergen. Te zwak om aan
| |
| |
zoo diepe gemoedsbewegingen langen tijd tegenstand te bieden, verloor louiza hare krachten; de slaap begaf haar; de glans harer oogen verdoofde; hare bleeke wangen verloren derzelver frischheid. Sir eduard merkte deze ontrustende toevallen met diepe wroeging; dikmaals vervloekte hij de valsche denkbeelden van vermaak, die hem het verderf van een onschuldig meisje als een roemrijk bedrijf hadden doen beschouwen; dikmaals zoude hij van zijnen leeftijd wel hebben willen afsnijden de twee maanden, welke hij in de woning van venoni had doorgebragt, ten zij hij het geluk aan het huisgezin konde wedergeven, welks teedere zorgen en vertrouwelijke goedheid hij met de verraderij en wreedheid eens moordenaars had betaald.
Op zekeren avond, als hij bij louiza in de spreekkamer zat, werd zijn hart getroffen door de toonen van een orgel op de straat; zijne vriendin ontroerde insgelijks: het lied, welk het speelde, was uit haar vaderland. Sir eduard gaf bevel, dat de orgelspeler in de zaal zou gebragt worden; hij kwam, en bleef staan, leunende tegen de deur. Eerst speelde hij een of twee levendige en vrolijke airtjes, op welke louiza in hare kindschheid dikmaals gedanst had; de herinnering hiervan deed haar tranen storten. De muzikant hield stil, en begon een' korten treurzang.... Het was het lied, op het overlijden van hare moeder gemaakt! Louiza, buiten zichzelve, streeft waggelende naar den vreemdeling.... deze werpt eensklaps zijnen hoed ter aarde, rukt het zwarte lint weg, welk hem onkenbaar maakte, en.... louiza herkent haren grijzen vader! Zij maakt eene beweging om hem te omhelzen: venoni keert zich driftig om, en wil haar in zijne armen niet ontvangen; maar de natuur is sterker dan zijn misnoegen, en, terwijl zijne tranen vloeijen, drukt hij zijne schuldige dochter tegen zijn hart. Sir eduard zag hem aan met verbaasdheid en ontsteltenis. ‘Ik kom niet hier,’ sprak venoni, ‘om wraak te oesenen over nwe beleedigingen: want ik ben oud, arm en ongelukkig! Ik ben gekomen om mijn kind te zien, haar te vergeven, en te sterven! Toen wij elkander voor de eerste maal zagen, Sir eduard, was het anders met ons gesteld! Gij hebt ons gevonden deugdzaam en gelukkig; wij dansten, wij zongen, geen treurig hart woonde in de vallei: toen wij u zagen, staakten wij zang en dans; gij waart
| |
| |
een ongelukkig lijder, en wij hadden medelijden met u!... Sinds dien dag is de fluit niet in de vallei gehoord; droefheid heeft bijkans den armen venoni in het graf gestort, en zijne buren, van welke hij bemind werd, hebben hunne vrolijkheid verloren. Intusschen, hoewel gij ons geluk ons ontroofd hebt, schijnt gij zelf niet gelukkig te zijn. Wat is de reden, dat gij, te midden der grootheid, welke u omringt, treurige en ontstelde oogen ter aarde slaat? Wat is de reden, dat dit arme meisje, ondanks de kostbare kleederen, met welke zij bedekt is, zoo vele tranen stort?’ ...
‘Zij zal ze niet meer storten,’ riep Sir eduard; ‘gij zult gelukkig en ik regtvaardig zijn! Vergeef, mijn eerwaardige vriend, de beleediging, welke ik u heb aangedaan; vergeef mij, mijne louiza, dat ik uwe volmaaktheden niet hoog genoeg gewaardeerd heb! Ik heb vrouwen van mijnen rang gezien, dezulken, naar wier hand mijne geboorte mij had moeten doen staan; ik schaam mij over hare ondeugden, ik heb een afkeer van hare zotheden; bedorven van hart zijn zij, met eene gemaakte reinheid, slavinnen der vermaken, zonder, ter verschooning, op hare driften zich te kunnen beroepen, en, eene valsche eer voorwendende, ongevoelig voor de bekoorlijkheden der deugd. Gij, mijne louiza!... Maar ik wil u niet herinneren, hetgene mij uwer toekomende achting minder waardig kan maken; blijf uwen eduard beminnen, die, binnen weinige uren, een heilig merk zal drukken op zijne regten en op uwe liefde: laat, mijne louiza, aan de teederheid eens echtgenoots de herstelling over van den vrede in uw hart, van den bekoorlijken blos op uwe wangen. Wij zullen, voor eenigen tijd, den kring der groote wereld verlaten, en uwen vader naar zijne woonplaats geleiden; onder dat vreedzaam dak zal ik nog eens gelukkig zijn: gelukkig zonder stoornis; want ik zal mijn geluk verdiend hebben. Gezang en dans zullen van nieuws eenen aanvang nemen; van nieuws zal de schalmei door de vallei weergalmen; en onschuld en vrede zullen nog eens in venoni's stulp wonen.’ |
|