| |
Brief uit China van den weleerw. heer William Milna, zendeling te Canton; benevens een adres van het committé des Engelschen genootschaps tot verspreiding van godsdienstige geschriften, over de gemakkelijkheid en het aanbelang van het drukken van godsdienstige geschriften, ten einde dezelve in het Chinesche rijk in omloop te brengen.
Indien er eenig gedeelte van de wereld ware, 't welk nimmer door het licht der zonne was bestraald geworden, welks bewoners nimmer de glansrijke beheerscheresse des dags aanschouwd hadden, en in hunne bewegingen en werkzaamheden slechts door een teruggekaatst licht, zonder warmte en bijna geheel zonder levenwekkenden invloed, bestuurd werden; en indien de Heer, die den loop des hemels en der aarde heeft vastgesteld, door eene wonderbare en weldadige verandering in deze verordeningen, het licht van den morgen had doen opgaan over dat land, en de zon deed ten voorschijn komen, opgaande in derzelver luister en eenen vollen dag belovende, - welke aandoeningen van verwondering, dankbaarheid en vreugde zou niet deze verhevene vertooning van Almagt en Hemelsche weldadigheid bij elk verwekken!
| |
| |
Een zoo luisterrijk tooneel moge de verbeelding ons voorstellen, maar het kan in de natuurlijke wereld geen plaats hebben; de zedelijke wereld, intusschen, levert onophoudelijk nog veel verhevener en belangrijker gebeurtenissen op. Wanneer ‘God, die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zoude schijnen,’ in het hart des zondaars schijnt, dan openbaart zich eene heerlijkheid, oneindig voortrefselijker dan de glans der zonne; dan smaakt hij eene gelukzaligheid, waarvan de natuurlijke wereld, bij derzelver weldadigsten invloed, ons slechts een zwak en onvolkomen beeld vertoont.
Dan, zulke alles overtreffende tooneelen en uitkomsten ziet men alleen daar, waar het Evangelie der zaligheid bekend is, en waar jezus christus, het licht der wereld, is geopenbaard geworden. En hoezeer sedert vele jaren, door Gods goede voorzienigheid, de kennis van Goddelijke waarheid grootelijks is uitgebreid, waardoor Gods wonderbaar licht heeft begonnen te schijnen over het rijk der duisternisse in Heidensche gewesten, nogtans is het eene aandoenlijke gedachte, dat er nog vele gedeelten der wereld, vele uitgebreide landen en groote natiën zijn, welken de zon der geregtigheid nimmer heeft beschenen, en waar de mensch, ten aanzien zijner zedelijke gesteldheid, in duisternis en treurigheid verzonken is.
Toen de vrome simeon den pasgeboren Zaligmaker op zijne armen nam, en God zegende, dat zijne oogen zijne zaligheid hadden gezien, waren zijne aandoeningen niet alleen opgewekt, wegens het belang, dat hij zelf had bij die zaligheid, en wegens het onmiddellijk vooruitzigt van zijn henengaan in vrede, om dezelve volkomen te genieten; maar de regtvaardige en vrome man erkende in den Zaligmaker, in wien hij zich verblijdde, een licht tot verlichting der Heidenen en de heerlijkheid van zijn volk Israël.
Hoe zeer er verschil moge zijn onder de Christenen, ten aanzien van meerdere of mindere kunde, ijver en deelneming, het Christelijk karakter is steeds hetzelf- | |
| |
de. - Dit geschrift is gerigt aan de leerlingen van jezus christus in den tegenwoordigen tijd en in dit zoo grootelijks bevoorregt land, met den hartelijksten wensch en in de vaste overtuiging, dat, wanneer zij het berigt zullen vernemen, 't welk uit het land, welks bevolking eene wereld op zichzelve uitmaakt, - uit het Chinesche Keizerrijk, aan het Genootschap ter verspreiding van Godsdienstige Geschriften is ingezonden, zij zich verblijden zullen, ziende den dageraad opgaan over dat verblind en afgodisch volk, en vuriglijk zullen verlangen, tot het in 't werk stellen van maatregelen, door welke, onder den Goddelijken zegen, de weldaden der verlossing en der zaligheid, over dat uitgebreid gewest der aarde, mogen verspreid worden, het hunne toe te brengen.
De Eerw. william milna, die, door het Zendelinggenootschap, aan den, zoo ijverigen en nuttigen, dienstknecht van J.C., den Eerw. robert morrison, te Canton in China, is toegevoegd, heeft den volgenden brief geschreven
Aan het Committé van het Genootschap ter verspreiding van Godsdienstige Geschriften.
Canton, 7 Feb. 1814.
Mijne Heeren!
Uit het land van China verzoek ik voor een oogenblik u te mogen toespreken. De weldadige invloed van uwe, zoo zeer verdienstelijke, inrigting heeft zich wijd en zijd verspreid, maar is nog niet doorgedrongen tot het onberekenbaar aantal zielen van dit rijk. Vergunt mij, in den naam van driehonderd millioenen Heidenen, een aanmerkelijk deel van welke kan lezen, en welke allen dezelfde taal verstaan, te verzoeken, dat uwe Christelijke weldadigheid zich tot dezelve moge uitstrekken.
Vijftienduizend exemplaren van eenen Chineschen
| |
| |
Catechismus en van eene Verhandeling, beiden opgesteld door den Eerw. r. morrison, zijn juist van de pers gekomen, en zullen dadelijk, zoo ver wij kunnen, in omloop worden gebragt. Ik denk Canton den 10den dezer te verlaten, om dezelve over te brengen tot de Chinezen, die zich in Java, Malacca en Penang hebben neêrgezet; maar, wat zijn deze onder zoo velen? Driehonderd-duizend exemplaren zouden naauwelijks genoegzaam zijn voor de behoefte van de Chinesche bewoners der landen, die onder onze heerschappije staan; en nogtans is dit getal van 300,000 nog niet als één tot duizend van de bevolking van hun eigen land.
Wij kunnen intusschen niet verder gaan, eer dan wij daartoe door onze Christelijke landgenooten in Groot-Brittanje in staat gesteld zijn. Met opzigt tot hulp, tot het drukken van de H.S., is ons oog gevestigd op het Briesche en Buitenlandsche Bijbelgenootschap; met opzigt tot de onkosten, die wij te maken hebben ter aanleering van de taal der Heidenen en tot ons eigen onderhoud, verwachten wij het noodige van het Zendelinggenootschap; en (gij zult mij wel willen vergunnen er bij te voegen) met opzigt tot het drukken van kleine geschriften, zien wij op u. Wij nemen den arbeid gewillig op ons; maar de kosten van papier en drukken kunnen wij niet betalen, zonder de vriendelijke medewerking van onze begunstigers in het vaderland.
Vergunt mij u te verzoeken, dat, in den wijden omvang van uw veelomvattend ontwerp, mede moge begrepen zijn het Chinesche rijk, hetwelk het meest bevolkte is, en gevolgelijk voor uwe werkzaamheden het meest belangrijk voorwerp op de oppervlakte des aardrijks.
Uit kracht van de staatkundige gesteldheid van dit land, is het ons voor het tegenwoordige verboden, hetzelve in te treden, en de blijde boodschap der zaligheid bij monde te verkondigen. Geschriften, intus- | |
| |
schen, zouden kunnen ingang vinden en in stilte doordringen, zelfs tot in het verblijf des Keizers. Men kleedt dezelve gemakkelijk in een Chineesch gewaad, en zij mogen dan, zonder vrees, de breedte en lengte van het land doorwandelen. Dit kunnen wij niet doen.
Het Chinesche volk leest veel; en ik ben door den Heer morrison onderrigt, dat geschriften, in welke de dienst van hunne stomme Afgoden wordt aangeprezen, en het van buiten leeren van de voornaamste schriften over den Godsdienst, eeuwen lang bij hen in gebruik zijn geweest. Dezelve worden door dezulken, die vermeenen bijzondere weldaden van hunne Goden ontvangen te hebben, naar de tempels gezonden, en worden gratis uitgereikt aan elk, die dezelve wil ontvangen. Het doen verspreiden van geschriften is geene nieuwe zaak in China, hoezeer helaas! de inhoud van dezelven van weinig belang en ontwijfelbaar schadelijk in de gevolgen was.
Uit dit gedeelte van mijn berigt zal het u, Mijne Heeren, blijkbaar zijn, dat dit land boven vele anderen voordeelen oplevert en een wijd veld opent ter verspreiding van godsdienstige geschriften.
In de hoop dat gij ons zult willen helpen in het laten drukken van vele duizende exemplaren van belangrijke geschriften in de Chinesche taal, eindige ik onder vurige wenschen en gebeden voor den toenemenden voorspoed van het Genootschap, en voor het geluk en den geestelijken welstand van alle deszelfs begunstigers.
Ik ben, Mijne Heeren, uw zeer ootmoedige dienaar, tot uwe bevelen, in alles, wat tot het rijk der geregtigheid en des vredes betrekking heeft.
william milna.
De ontvangst van zulk eene belangrijke tijding, van dezen ijverigen en voortreffelijken Zendeling, heeft eene groote mate van genoegen verwekt bij het Committé van het Genootschap ter verspreiding van Gods- | |
| |
dienstige Geschriften, waarin zij hopen, dat elk lezer van zijnen brief hartelijk en ten volle deelen zal: en, daar het onderwerp onmiddellijke overweging vereischte, is er eene bijzondere bijeenkomst gehouden, waarin men is overeengekomen om honderd ponden af te zonderen tot het drukken van geschriften in de Chinesche taal.
Intusschen heeft het Committé gemeend, deze zaak te moeten beschouwen als eene der meest gewigtige, welke ooit de voorwerpen hunner overweging waren, en welke oon aan het doel en de werkzaamheden van hun Genootschap waren verbonden. Zij gevoelden, dat de som, welke zij daarvoor bestemd hebben, groot is en zeer bezwarend voor het fonds der inrigting; nogtans, dat het naauwelijks toereikend zal zijn, om het drukken en in omloop brengen van geschriften, onder de Chinezen, die zich op Java, Malacca, Penang enz. hebben neêrgezet, te beginnen, en dat de voortzetting van dit goede werk, met het doel en in het vooruitzigt om godsdienstige geschriften in het Chinesche rijk te verspreiden, eene voortdurende en zeer groote ondersteuning zal vereischen en verdienen. Men heeft het daarom noodig en nuttig geoordeeld, dat de begunstigers van het Genootschap ter verspreiding van Godsdienstige Geschriften en het godsdienstig publiek dadelijk zouden worden bekend gemaakt met de toevoeging van dit groote voorwerp tot de overige belangen der inrigting, met de middelen, welke God heeft daargesteld om hetzelve tot stand te brengen, met de aanmoedigende omstandigheden, welke met den aanvang van het werk verbonden zijn, en met de som, welke alreede daarvoor is afgezonderd.
Het Chinesche rijk, hetwelk men vooronderstelt bijna een derde gedeelte van de bevolking der aarde te bevatten, heeft sedert lang voor den Christelijken menschenvriend een belangrijk en aandoenlijk schouwspel opgeleverd. Het smartte hem grootelijks, blinde en domme afgoderij, met alle de voor den mensch verne- | |
| |
derende omstandigheden en wreedheden, welke daarmede vergezeld gaan, zoo verbazend opeengehoopt te zien, en hij zag met vurig verlangen uit naar de tusschenkomst eener barmhartige Voorzienigheid, waardoor dat Evangelie in China mogt worden ingevoerd, 't welk krachtig is door God ter nederwerping van alle overleggingen en alle hoogte, die zich verheft tegen de kennisse Gods.
Deze lang verwachte dag schijnt daar te zijn. De Heer morrison, een ware Christelijke Zendeling, heeft zich de Chinesche taal eigen gemaakt, en het N.V. in die taal vertaald en uitgegeven. Men is bezig tweeduizend exemplaren van dit heilig Boek, alsmede vijftienduizend van opstellen over godsdienstige onderwerpen, in omloop te brengen. De Heer milna heeft zich met hem vereenigd, die een zeer bekwaam medehelper schijnt te zullen zijn: en, hoewel het hun alsnog niet vergund is China in te treden, nogtans zal buiten twijfel de verspreiding der H.S. en der opstellen onder het groot aantal Chinezen, die op de grenzen van het rijk en in onze Oostersche bezittingen wonen, het licht en de waarheid van het Evangelie tot in het hart van dat rijk overbrengen, en onder de aandacht doen komen van driehonderd millioenen menschen, van welke het als eene eigenschap wordt opgegeven, ‘dat zij veel lezen, en onder welke geschriften, waarbij de goddeloosheden der afgoderij worden aangeprezen, eeuwen lang bekend en in gebruik zijn geweest.’
‘Met opzigt tot hulp tot het drukken van kleine geschriften, (zegt de Heer milna) zien wij op het Genootschap ter verspreiding van die geschriften.’ En zouden zij vergeefs daarnaar uitzien? Het Committé zegt neen, en heeft 100 £ gegeven om dit goede werk te beginnen. Maar de zaak is van zulk eenen wijden omvang, en zal geldmiddelen vereischen, welke voor te schieten zoo ver boven het gewoon vermogen van het Genootschap is, dat het Committé te rade gew orden is, hierbij in 't bijzonder en dringend
| |
| |
aanspraak te maken op de goedwilligheid van hunne Medechristenen, ten einde langs dien weg nieuwe inteekeningen en vrijwillige giften te verkrijgen, ter ondersteuning van eene inrigting, welke, zoo buiten- als binnenslands, zoo veel goeds gesticht heeft, en welker nuttigheid meer uitgebreide en meer overvloedige uitwerkselen belooft.
De Heer milna merkt, eindelijk, aan, ‘dat er geschriften, waarbij de dienst der Afgoden wordt ingescherpt, door bijzondere personen, bij de overtuiging van aanmerkelijke weldaden, die zij van hunne Goden ontvangen hebben, in China naar de tempels worden gezonden.’ En zullen niet Britsche Christenen, het Voorwerp van welker eerdienst oneindig heerlijk is, en welker verpligting, om hetzelve lief te hebben en te dienen, oneindig groot is, in reinheid van beginsel, in vurige dankbaarheid en in blakenden ijver zich verheven betoonen boven Chinesche Afgodendienaars? Laat ons dan, met gevoelens van medelijden en met blijmoedige weldadigheid, het drukken en verspreiden van zulke geschriften begunstigen, waardoor deze arme Heidenen mogen overreed worden, dat zij, ‘'t gene zij niet kennen, dienen,’ en dus dadelijk zullen leeren erkennen ‘jehova, den eenigen waren God, en jezus christus, dien Hij gezonden heeft.’ Op deze wijze zullen er belangrijke en wezenlijke stappen gedaan worden ter uitbreiding van het rijk van den Verlosser, en ter bereiking van het groote tijdperk, ‘wanneer de kennis van de Heerlijkheid des Heeren de aarde zal bedekken, gelijk de wateren den bodem der zee.’
Sedert het voorgaande voor de pers werd gereed gemaakt, zijn er brieven van den Heer milna ontvangen, waaruit blijkt, dat hij zijne reis heeft voortgezet in gezelschap van 456 Chinezen, onder welke hij kleine geschriften heeft uitgedeeld; terwijl hij er te Palam- | |
| |
bang, waar de Chinezen vele in getal zijn, heeft achtergelaten. Te Batavia zijn dezelve onder de Chinezen gretiglijk aangenomen en gelezen; en, daarvan acht Chinesche scholen voorzien hebbende, had hij het genoegen dezelve te zien gebruiken als schoolboeken, en had de kinderen daarmede naar en uit de school zien gaan. Anderen waren door hunne ouders bij den Heer milna gezonden, om die geschriften van hem te verzoeken. |
|