kostbare huisgeraden, prachtige stoffen en rijke tapijten. De mannen gingen gekleed in zijden stoffen, met goud en zilver geborduurd; de vrouwen tooiden zich met al wat de Ganges en de Indus meest schitterende opleveren. Op de tafel dezer door de fortuin begunstigden zag men lekkere en voedzame geregten, fijne wijnen en uitgezochte likeuren. Eene talrijke schaar dienstboden omringde hen, om hen te bedienen.
Hunne stallen bevatteden de schoonste en snelste harddravers; fraaije rijtuigen voerden hen naar de schouwburgen, de gezelschappen, overal waar het vermaak of de zucht tot verstrooijingen hen riepen. Alle rangen der maatschappij deelden meer of min in dezen overvloed; en wanneer, op een schoonen dag, de jonge lieden van de hoofdstad, hunne jeugdige echtgenooten, zusters of minnaressen, tot de openbare wandelplaatsen zamenvloeiden, werd het oog verrukt van hun tooisel en persoonlijke bevalligheden. De smaak voor fraaije kunsten ademde allerwegen. Hier zag men Akademien, aan kennis en naijver gewijd; ginds ruime en prachtige galerijen, in welke al de schatten van schilder- en beitelkunst verzameld waren. Uitgebreide zalen bevatteden, op ontelbare tafels, de voortbrengsels van het menschelijk verstand, de gewrochten van vernuft en verbeeldingskracht.
Een ander schouwspel en verschillende tafereelen vertoonden andere oorden dezer schoone stad. Het waren rijke werkplaatsen, voor de nijverheid en den koophandel geopend: men zag er drukke fabrijken, alwaar kundige werklieden, met behulp van vernuftige werktuigen, de wolle en de zijde verwerkten tot niet minder sterke dan zachte, gemakkelijke en bevallige stoffen. Elders vermengden zand en weedasch, ondereen gesmolten, hunne hoofdstoffen, ter vervaardiging van die prachtige glazen, in welke de schoonheid het beeld harer bevallig- en bekoorlijkheden terugkaatst en vermenigvuldigt. Goud, zilver, aarde, alle bergstoffen, veranderden van gedaante, nu eens tot vaten van duizend onderscheidene vormen, dan tot kostbare huisgeraden, ook wel tot sieraden, bestemd om de praal van paleizen te vermeerderen. Ruime wegen, van eene sterkte, elders onbekend, en met lommerrijke boomen beplant, dienden ter onderhouding van gemeenschappen, zoo talrijk als gemakkelijk, tusschen alle deelen des Rijks. Onophoudelijk wemelden zij van wagens, met koop-