Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderland en Oranje.
| |
[pagina 265]
| |
En de kinderen zeiden tot malkanderen: laat ons zulk eenen boom teekenen, en laat ons daaronder schrijven: Algemeen weizijn; en laat het ons tot een gedenkstuk en tot eene vermaning strekken, om deze zaak nooit uit het oog te verliezen. En de een zeide: mijn boom zal fraaijer zijn dan alle boomen des velds, en hij zal de kleur heebben van het liefelijkst ooft; en hij nam eene schoone, gele kleur. Doch de boom was geenszins liefelijk om te aanschouwen. Zijne bladeren waren als in den herfst, wanneer elke storm dezelven dreigt te doen afvallen. Maar de ander zeide: blaauw is de kleur des hemels; mijn boom zal de kleur des hemels dragen, en ik zal zuiver wit daar tusschen spreiden, en hem opsieren met blozend roode vruchten. Doch de boom stond treurig als in het midden van den winte r ja alsof hij aangetast ware door de hand des doods, en de rottende bladeren aan zijne takken waren verstijfd; en het sierlijk wit en blozend rood schenen te spotten met zijn lijden, gelijk het purperen kleed met den Heiland der wereld. Toen zeide de vader: mengt uwe kleuren ondereen; en er ontstond een bevallig groen. En hij zeide: teekent andermaal; en de boom was goed, en aangenaam om te aanschouwen. Daarna nam de vader het stift, en hij schreef onder dien boom: ‘weest eensgezind! verlangt niet meer dan de natuur kan geven! brengt gaarne elk het uwe toe! en alle de bestanddeelen des geluks zijn in uwe magtGa naar voetnoot(*).’ S. |
|