en de speellieden de dienaars van den Duivel. Want even als, wanneer de zwijnen verstrooid zijn, en de zwijnenhoeder één roept, allen van zelve te zamenloopen, zoo doet de Duivel eene vrouw bij den dans zingen, of op eenig speeltuig spelen, en op het oogenblik vergaderen al de dansers te zaam.
Wederom, in eenen dans verbreekt iemand de tien Geboden Gods; als ten eerste, gij zult geene andere Goden hebben dan mij; want in het dansen dient iemand de persoon, die hij meest begeert te dienen, en daarvan, zegt de H. hieronymus, ieder mans God is, dien hij het meest dient en lief heeft. Hij zondigt tegen het tweede Gebod, wanneer hij een' afgod maakt van hetgeen hij bemint. Tegen het derde, omdat eeden gemeenzaam zijn onder de dansers. Tegen het vierde, want door het dansen wordt de Sabbat ontheiligd. Tegen het vijfde, want in den dans worden de ouders dikwijls onteerd, daar vele verbindtenissen worden gesloten buiten hunnen raad. Tegen het zesde, een man moordt dansende, want iedereen, die tracht een ander te behagen, vermoordt de ziel, zoo dikwijls hij tot lust verwekt. Tegen het zevende, want de partij, die danst, hij zij mannelijk of vrouwelijk, begaat overspel met de partij, welke hij begeert; want hij, die eene vrouw aanziet om haar te begeeren, heeft alreede overspel in zijn hart begaan. Tegen het achtste Gebod zondigt een man dansende, wanneer hij eens anders hart van God aftrekt. Tegen het negende, wanneer hij dansende valschelijk spreekt tegen de waarheid. Tegen het tiende, wanneer vrouwen behagen scheppen in de sieraadjen van een ander, en mannen de vrouwen, dochters en dienstmaagden van hunne naasten begeeren.
Wederom moge iemand bewijzen, hoe groot eene zonde het dansen is, door de menigte van zonden, welke hen, die dansen, vergezellen; want zij dansen zonder maat of tal; en daarom zegt de H. augustinus, de rampzalige danser weet niet, dat zoo vele passen als hij dansende maakt, zoo vele sprongen maakt hij naar de Hel Zij zondigen in hunne sieraadjen op vijfderlei wijze: eerstelijk, door zich daarop te verhoovaardigen; tweedens, door de harten der genen te ontsteken, die hen beschouwen. Ten derde, wanneer zij die genen beschamen, welke geene dergelijke sieraadjen hebben, hun gelegenheid gevende gelijken te begeeren. Ten vierde,