| |
De Bevestigde Vrede.
Daar daalt, daar daalt in wierookgeuren
De welvaart op de volken neêr;
De Vrede ontsluit haar zilvren deuren,
En de aarde kent geen rampen meer.
Verdwenen zijn, voor 't oog der volken,
Die duisternis, die donkre wolken,
Die nevels aan den breeden trans;
De gouden stralen schieten neder.
En 't vrije menschdom ademt weder
In zuivre lucht en hemelglans.
De Tweedragt mogt de toorts verheffen
En vlammen op verraad en moord,
Haar pijl mogt snoode zielen treffen,
Wier list Europaas rust verstoort;
Maar, fier op eigen reuzenkrachten,
Blijft alexander haar verachten
| |
| |
En rukt de toorts haar uit de hand,
Plant, met de Britten en Germanen,
Op eens de ontrolde vredevanen
En zegent volk en vaderland.
Ja, uit den donkren nacht van 't Noorden
Rees aller volken heilzon op,
Maar aan des Donans breede boorden
Staat zij in glans en hoog in top;
Van daar doet zij haar gouden stralen
Op alle volken nederdalen
En droogt de duizend tranen af,
En doet de balsemgeuren vloeijen
En gouden korenhalmen groeijen
En bloemen op der helden graf.
Ja, helden, die de volken prijzen,
Voor u blinkt eeuwig de eerekroon,
Voor u zal eeuwig 't loflied rijzen
En klinken op den hoogsten toon:
Gij hebt den ijzren arm verbroken
En 't hellig brandaltaar ontstoken,
Waarop Europaas offer blaakt.
Voor u stijgt wierookgeur naar boven;
Uw' moed zal zee en aarde loven:
Gij hebt Europa vrij gemaakt.
ô Vaderland! uw oude luister
Klimt weêr als uit de nevlen op,
En zweeft, bevrijd van vreemde kluister,
Tot aan der hooge bergen top;
Blinkt, daar uw breede vlaggen zwieren
Langs zeeen, stranden en rivieren,
Tot daar het ijs uw loopbaan stuit;
Prijkt langs de kronklende Iber-boorden
En golft in zachte stroom-akkoorden,
Waar 't Oosten u zijn poort ontsluit.
Trioms! de dag is aangebroken,
De dag van Hollands zegepraal;
De vaan des heils is opgestoken
En gelft op Maas en Rijn en Waal;
| |
| |
Der vaadren band, te snood geschonden,
Is door oranje zaamgebonden,
En Hij, de Zoon van douden Held,
Heeft ons weêr vuur en kracht gegeven,
Ons weêr voor 't vaderland doen leven,
De aloude vrijheid weêr hersteld.
Daal, daal, met schittrend licht omgeven,
ô Vader willem, bij ons neêr!
Zie ons voor 't vaderland weêr leven,
Hersteld in d'ouden roem en eer;
Hoor, hoe de losbazuinen klinken;
Zie, hoe de zegekroonen blinken;
Zie, hoe der volken welvaart groeit;
Hoor, hoe de danktoon, aangeheven,
Door lucht en wolken heên komt zweven,
En ruischend als de golven vloeit!
ô Gij, die duizend wereldbollen,
Op de ongemeten hemelbaan,
In wijde kringen om doet rollen,
Of vast en onbeweeglijk staan!
ô Aller eeuwen bron en ader!
ô Aller menschen vriend en vader!
Houd Gij het vreeverbond in stand;
En laat, in gouden zonnestralen,
De welvaart immer nederdalen
Op volk en Vorst en vaderland!
|
|