| |
Over verkoudheid en longtering. Iets voor hen, die geene Geneeskundigen zijn.
Door J.W. Kirchner, Med. Doctor, te Amsterdam.
Onder de menigte van ziekten, waarmede de menschen worden overvallen, en die gemeenlijk, vroeg of laat, eenen gewissen dood ten gevolge hebben, behooren vooral die, welke in de borst ontstaan; - en, hetgeen men, behalve dat, in zoodanige ongesteldheden het allermeest moet beklagen, is, dat dergelijke lijders met borstziekten, helaas! gewoonlijk voor de hunnen verloren zijn, voordat zij zelven weten, in welken ellendigen toestand zich hun te voren mogelijk reeds gevorderd ongemak bevindt.
In den bloei des levens, van den tijd der huwbaarheid, tot den ouderdom van 36-40 jaren, wordt men meermalen, bij het naderen van een ongestadig saizoen, door verkoudheid aangetast; men hoest; staat
| |
| |
echter hierop zelden veel acht; somtijds geeft men ook wel eenige met bloed gemengde fluimen op; dan, dit schijnt wederom voorbij te gaan; op een' anderen tijd komt het ook wel eens, door het herhaalde hoesten, gepaard met de overige levenswijze enz., tot het openspringen van een bloedvaatje in de longen, en men geeft, in plaatse van het gewone slijm, nu wezenlijk bloed op; men noemt dit bloedspuwing, (Hoemoptisis.) In dit geval aarzelt men mogelijk niet, om zich de noodige voorschriften door den Arts te laten geven; dan, hoezeer dit verschijnsel in de meeste gevallen voor het volgend leven eene behoedzame levensregeling gebiedt, daar inmiddels dit toeval, hoe schrikverwekkend ook in het eerste oogenblik, nog al spoedig door gepaste middelen overwonnen wordt, vergeet men weldra den rand des afgronds, waarop men stil bleef staan; en men getroost zich, de verkoudheid, veelal eene der eerste oorzaken van de zoo even gemelde gevolgen, aan de natuur over te laten, die dezelve ook bij velen inderdaad geneest, indien anders geene aanmerkelijke hinderpalen (en dezelve hebben menigvuldig in onze gewone leefwijze plaats) zulks beletten. Geheel anders, evenwel, is het gelegen, wanneer de oplossing of genezing der verkoudheid op deze wijze niet geschiedt, maar ongunstige omstandigheden, eigenaardige gesteldheid, enz. zamenloopen, en de verkoudheid meer dan gewoonlijk langdurig doen worden; alsdan wordt de stelregel van den beroemden tissot bewaarheid: Aan de Verkoudheid sterven dagelijks meer menschen, dan aan de Pest. En met regt voegt een ander beroemd Geneesheer hierbij: Die langer dan veertien dagen achtereen hoest, heeft de Longtering, of zal dezelve bekomen. Dit is althans zeker, dat de eerste graad of het begin dezer deerniswaardige ziekte zich door weinig meer in het oogloopende toevallen kenmerkt, dan door de gewone teekenen der
verkoudheid, en dat de meeste Candidaten der wezenlijke Longtering, in dezen eersten graad, weken, maanden en jaren heenloopen, zonder
| |
| |
meer van zichzelven, of van het vonkje des reeds aanvankelijken vuurs, hetwelk hen zal verteren, te vermoeden, dan dat zij slechts als naar gewoonte meenen verkouden te zijn. Men kan er maar zelden toe komen, eenen Geneesheer deswege te raadplegen; en wanneer zulks ook eens mogt geschieden, en deze ook welligt met genoegzamen ernst, en volgens de regelen zijner kunst, den ongelukkigen van zijne dwaling en onwetendheid omtrent zijnen waren toestand nog tijdig tracht te overtuigen, en hem inzonderheid in zijnen leefregel (die althans hier meestal zeer van den gewonen moet afwijken) bepaalt, - dan nog is dit, helaas! bij de meesten slechts voor eenige dagen, op zijn hoogst weken: men kan zich niet verbeelden, dat verkoudheid en een weinig hoesten zulke erge gevolgen zouden kunnen hebben, als ons de Dokter, misschien wel mede om zijne geleerdheid eens uit te stallen, voorpreekt; en, daar ons toch het eten goed smaakt, en, zoo wij ons verbeelden, wonder wel bekomt, kan er immers geene zwarigheid zijn! Mijn vriend N.N. (gaat men voort) was in hetzelfde geval; die gebruikte jenever met stroop, heetgemaakten wijn met kaneel of wat conserf, en dat hielp hem; een ander heeft den raad gekregen, om, tot versterking van de borst, 's morgens een paar lepels gort te eten, of wel een boterham met raauw rookvleesch; een derde heeft volstrekt niet anders gedaan, dan Ijslandsche mos, zoethout en klaprozen, gekookt, een paar glazen vol daags, met het beste gevolg, gedronken; derhalve zal ik mij ook maar van een dezer middelen bedienen, enz. enz.
Wij zijn niet voornemens, om ons in alle gevallen, vooral tegen het laatste dezer middelen, volstrekt te verklaren; hoezeer zij echter allen het onbepaald vertrouwen, hetgeen sommigen daaraan schenken, niet verdienen; maar het eerste is in allen opzigte nadeelig: niets kan schadelijker en verderfelijker zijn, ook in iedere verkoudheid, om het even of zij een beginsel der Longtering zij, of niet, dan het gebruik van geestrijke
| |
| |
dranken, of wijn. Men geloost algemeen, onder gegevatte koude of verkoudheid, letterlijk te moeten begrijpen iet stoffelijks, dat zich in een bepaald volumen tusschen de deelen van ons ligchaam heeft ingedrongen. De eerste gewaarwording nu, welke wij bij het gebruik van specerijen, geestrijke dranken enz. ontwaren, warmte zijnde, onderstelt men, hoe oppervlakkig dan ook, hierdoor de gevatte koude of verkoudheid uit het ligchaam te verdrijven. Wat is nogtans meestal het onvermijdelijk gevolg? (zoo anders de krachten der natuur in een sterk ligchaam zulks niet voorkomen.) Dat gewoonlijk de verstopping in het hoofd of den neus erger, de aanwezige hoest heviger, en het opgeven van flnimen moeijelijker wordt. Wel is waar, dit geschiedt niet dadelijk op het gebruik van zulke geestrijke toebereidsels; in tegendeel wordt het voor eenige uren schijnbaar beter met de ongesteldheid; en dit mag ook wel de reden zijn, waarom deze handelwijze zoo algemeen wordt opgevolgd: echter, eenigen tijd daarna, wanneer de verhittende werking geëindigd is, verschijnen eerst de zoo even gemelde moeijelijke, lastige en voor het vervolg nadeelige toevallen; want bij iedere verkoudheid heeft er altijd eene meer- of mindere ontsteking plaats, het zij van het slijmvlies van den neus, of van die deelen, welke, als vervolg van het gemelde vlies, de binnenste oppervlakte der luchtpijpen in de longen uitmaken; als zijnde dit meestal het eerste uitwerksel of gevolg eener gevatte koude of verkoudheid. Daar nu ieder, die slechts voor overtuiging vatbaar is, zich kan overtuigen, dat iedere ontstekingachtige toestand, in welk deel van ons ligchaam ook plaats grijpende, (in een' betrekkelijken zin) eenigzins bij eene gedeeltelijke branding kan en moet vergeleken worden, die slechte in den graad min of meer hevig treft, naarmate van het oorzakelijke, (de aandoening der koude in ons geval) 't welk daartoe aanleiding gaf, of dezelve onderhoudt, (even als eene kool vuurs, van buiten met ons
ligchaam in aanraking gebragt, eene gelijke ontsteking
| |
| |
of branding zoude moeten veroorzaken); - zoo zal het wel niemand in de gedachten komen, zulk eene door vuur van buiten veroorzaakte branding, of ontsteking, met brandewijn, wijn, of dergelijke verhittende middelen, te behandelen; in tegendeel, men grijpt weldra naar alle mogelijke verkoelende en verzachtende middelen, gelijk azijn, water, olie, enz. Dan, al ware het ook, dat men dit verzuimde, zoude zulks ten minste niet altijd zulke bedenkelijke gevolgen hebben, als in de bovengemelde inwendige ontstekingen moet plaats grijpen. Hieruit zal men kunnen opmaken, welk groot nadeel daaruit voor onzen toekomstigen welstand moet voortvloeijen, indien wij ons zoo onbehoedzaam en zorgeloos bij elke verkoudheid aan het gebruik van geestrijke dranken en specerijen overgeven, altemaal geschikt om meergemelde ontstekingen eenen hoogeren graad te doen erlangen, derzelver behoorlijke oplossing te verhinderen, en tot het overgaan in inwendige veretteringen, onder den naam van longontsteking, longtering, etterzak enz. bekend, aanleiding te geven.
Het kon ons plan niet zijn, ook zoude zulks dit bestek niet gedoogen, eene meer volledige beschrijving en behandeling van de Verkoudheid, alsmede van de daarop niet zelden volgende Longtering enz., te leveren; alleen wilden wij, die meermalen zeer gevoelig getroffen werden door zoodanige ongelukkige voorwerpen, aan laatstgemelde ziekte nederliggende, en voor welke alle hoop op herstel verloren was, de Lezers opmerkzaam maken, op welke wijze men zich ten minste aanvankelijk reeds, bij een der meest voorafgaande beginselen der Longtering, de Verkoudheid namelijk, te gedragen hebbe, om zich voor eene opvolgende, zoo moorddadige ziekte te behoeden.
Zoodra men derhalve op eene ongewone wijze door verkoudheid wordt aangetast, hetwelk zich over het algemeen door niezen, hoesten, vergezeld met afwisselende huiverigheid en dorst, te kennen geeft, onthoude men zich van alle sterk gekruide spijzen, en
| |
| |
vooral van geestrijke dranken, op welke wijze ook toebereid, als mede van sterke ligchaamsbewegingen. Het gewone voedsel behoort te bestaan uit ligte groenten, dunne soepen met eenig plantzuur, gelijk citroensap enz., melk- en meelspijzen en gestoofde fruit, weinig en versch rund- en kalfs- of ander wit vleesch. Voor den dorst drinke men een' warmen drank, het zij uit vlierbloemen en zoethout, of, zoo ooit het drinken van gewone thee nog tot eenig nut voor den mensch kan verstrekken, alsdan is het hier, waar dezelve op hare plaats is; men kan haar vooral dan veilig en met het beste gevolg, met suiker, bestendig als gewonen drank drinken. Wanneer de hoest lastig en droog is, zal men bijzonder veel nut ondervinden van de zoogenaamde dampbaden, eenige malen daags gebruikt, hetwelk men, best 's morgens vroeg en 's avonds vóór het naar bed gaan, op volgende wijze bewerkstelligt: men laat zich, namelijk, een' grooten bak of spoelkom met eene genoegzame hoeveelheid kokend water, waarin een weinig vlierbloemen of azijn gemengd is, of ook wel zonder bijvoeging dezer middelen, geven, gaat met het aangezigt hierover zitten, en bedekt het hoofd met een servet of laken, zoodanig dat de wasem gedurende een vierde of half uur bestendig wordt ingeademd; in het eerst zal dit wel eenige vermeerdering van hoest veroorzaken, doch hetwelk langzaam vermindert, en ook minder plaats zal hebben, wanneer men zorg draagt, om in het eerst niet al te digt over het water te komen.
Op deze wijze, en onder eene dusdanige behandeling, zal de verkoudheid zich weldra oplossen, en men zal zich tevens aan alle onaangename gevolgen onttrekken. Bijaldien nogtans, tegen alle verwachting, de beterschap niet volkomen mogt worden en de hoest bleef voortduren, dan is het zaak, spoedig zijnen Arts te raadplegen, om van hem verdere hulp te erlangen. Men vrage dezen opzettelijk, of ons ligchaamsgestel eenen aameg tot longtering teekent, hetwelk ieder ge- | |
| |
oefend Geneesheer uit het voorkomen van den mensch bijna dadelijk behoort te kunnen ontdekken; en, ware zulks het geval, dan late men zich door hem de noodige voorschriften tot onze volgende leefwijze geven; want de ondervinding heeft bij herholing geleerd, dat ook zoodanige personen, die eenen bijzonderen aanleg (dispositio phthisica) tot longtering hadden, onder eene regelmatige en daarmede overeenkomstige leefwijze, eenen hoogen ouderdom hebben bereikt. |
|