Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBijdrage tot de geschiedenis van den oorsprong der Amsterdamsche maatschappij tot redding van drenkelingen.Ga naar voetnoot(*)- Ik meen, dat de Heer jakob de clercq, te Amsterdam, het geluk heeft gehad van het middel in Gods hand te zijn, om deze groote zaak daar te stellen. Deze, wandelende in de Plantaadje, begeeft zich naar een' hoop menschen, en, vragende wat er te doen was, antwoordt men hem: ‘Daar ligt een verdronken man: wat zal men nu daar mede doen?’ - ‘Wel,’ hernam de menigte, ‘men mag geen lijk roeren; aan een touw vastleggen.’ - Neen, zoo niet, zeide de Heer de clercq; ik neem alles voor mijne rekening; breng het lijk in eene herberg, en wij zullen zien, of er soms nog leven in is. - Een eerbiedwaardig man zijnde, volgde men zijne bevelen, en, na eenigen tijd wrijvens en verwarming, had men het geluk, het levensvermogen | |
[pagina 135]
| |
weder opgewekt, en daarna den Drenkeling geheel hersteld te zien. De Heer de clercq verhaalde dit geval in eenen vriendenkring; toonde aan, hoe zeer het volksvooroordeel, om geen' gehangenen af te snijden, geen' schijnbaar dooden uit het water te halen, schadelijk ware, en hoe dikwerf aangewende pogingen, even als hier, gelukkige uitwerking konden hebben; en dit gaf aanleiding tot het oprigten der Maatschappij, welke sedert zoo veel nuts heeft gesticht, en bereids meer dan 1400 Premiën heeft afgegeven. |
|