Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de wreedheid bij de Hindous.De Heer haafner heeft, in zijne bekende Prijsverhandeling, bl. 132-173, in het breede zoeken aan te toonen, dat de Indianen in 't geheel die Afgodendienaars niet zijn, welke de Christen-Zendelingen van hen zoeken te maken; dat hun Godsdienst niet anders dan een zinnebeeldig stelsel is van leeringen, gegrond op Gods Eenheid; dat er, buiten den Christelijken, geen Godsdienst is, die, in zuiverheid van leerstellingen, bij dien der Indianen heeft kunnen vergeleken worden; ja, dat de bekeering dier menschen eene dwaze en nuttelooze onderneming is. De partijdigheid dezer stelling zullen wij hier niet uitvoerig onderzoeken; ons oogmerk was slechts, om uit een werk, waarvan de Schrijvers in geene betrekking hoegenaamd tot de Zendelingen staan, eenige daadzaken aan te stippen, die misschien kunnen bijdragen, om de zoo geroemde zachtheid en deugd der Hindous en de verfoeijelijkheid en afschuwelijkheid der Christenen eenigzins nader in 't licht te stellen. De vermaarde Aardrijkskundige malte-brun, te Parijs, heeft uit de Asiatic Researches van Calcutta (4de Deel) in zijne Annales des Voyages de volgende bijzonderheden overgenomen. | |
[pagina 106]
| |
De Heer wilford, te Benares, meende in een oud Grieksch Schrijver gelezen te hebben, dat de gewoonte van dochtermoord sedert de Eeuw van alexander in de gewesten van Koutch en Guzuratte bestond. Zijn geheugen bedroog hem; doch deze misslag werd een zegen voor het menschdom. Op zijne uitnoodiging, verledigde zich de Heer duncan, een Engelsch ambtenaar, om den Majoor seton, opzettelijk tot het onderzoek dier zake, naar de bedoelde landstreken te zenden. Deze vond, dat, in geheel Koutch en Guzuratte, alle regerende, of daarmede verwante, Familiën verpligt waren, alle kinderen van de vrouwelijke sekse om het leven te brengen. De reden dier helsche gewoonte ligt nog in het duister; echter schijnt die afgrijselijke Kasten-trots, welke de vrouw des Brahmins tot den brandstapel, den armen, onschuldigen Paria tot onmenschelijke verachting doemtGa naar voetnoot(*), ook oorzaak van dezen gruwel; daar hij geene waardige echtgenooten voor de dochters der Radschpoeten erkent, die echter, volgens de wet van brama, niet ongehuwd mogen blijvenGa naar voetnoot(†). Op tweeduizend kindermoorden kwam dit gebruik, den Vorst des Afgronds waardig, der provincie Koutch, en op vijfduizend die van Guzuratte jaarlijks te staan. Men verzekert, dat een Brahmin eens een' Indischen Vorst overhaalde, hem zijne huwbare dochter te leveren, om die in het vuur op te offeren; hetwelk voor eene heldhaftige en heilige daad doorging. De Majoor seton verslag van deze treurige waarheid aan zijnen zender gebragt hebbende, werd de Majoor (thans Kolonel) walter door de Regering van Bombay (eene dier vergaderingen van monsters, welke | |
[pagina 107]
| |
onder het Anathema van den Heer haafner liggen) afgezonden, om, zoo mogelijk, de afschaffing van dien kindermoord te bewerken. Hij kon dit niet anders, dan door de hebzucht der Rajahs, door kleine giften van grondgebied en andere gunsten, te winnen. Een ander Opperhoofd werd door een' Brahmin gewonnen, wien de Engelsche Regering had overgehaald, zich tegen den kindermoord te verklaren. Ook de Muzelmannen werkten getrouwelijk mede, om dat verfoeijelijke gebruik, door 't welk het Veelgodendom zich in Indië, gelijk in China, Griekenland en Rome, altijd onderscheiden heeft, uit te roeijen. Een Arabisch koopman haalde een Opperhoofd, door kwijtschelding eener aanziensijke schuld, over, om zijne eigene dochters in leven te laten. Een Roover van beroep was de eerste Indische Vorst, die gehoor gaf aan de stem der Natuur. Kortom, de pogingen des edelen walters werden met den volledigsten uitslag bekroond; en in 1808 waren er, in geheel Guzuratte, in plaats van 5000, nog slechts twee of drie kindermoorden. Het volgende jaar zag de Christelijke held der menschheid, op een' togt naar Kettiwar, de vrouwen naar hem toeloopen, en hem, met eene teedere sierheid, hare dochtertjes aanbieden, die zij walter's kinderen noemden! - Hieruit blijkt genoegzaam, dat de inborst der Indianen op zichzelve goed is; maar dat de diepe verbastering van hunnen oorspronkelijk reinen Godsdienst tot het afgrijselijkste en moorddadigste stelsel van Bijgeloof, tot eenen waren Molochs-dienst, die jaarlijks onnoemelijke slagtoffers te Jagrenaut onder den bloedigen wagen des Afgods verplettert, die de zinrijkste zelfkwellingen voor de arme bedrogene Joghu'is uitvindt, en die den Kasten-hoogmoed, waarvan wij boven de gevolgen zagen, voedsel reikt en heiligt, - dat deze, op eene onverantwoordelijke wijze, het leven niet alleen, maar zelfs het zedelijk gevoel der Indianen verwoest, tot de grootste ongerijmdheden, buitensporigheden en gruwelen leidt, en dat de vriend der menschheid, al is | |
[pagina 108]
| |
hij geen Christen, van harte de zegepraal van de pogingen der Zendelingen over dit veelhoofdig en veelarmig Monster moet wenschen. |
|