Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
gemeene belangstelling zal doorlezen; inzonderheid wanneer hij weet, dat er duizenden menschen in Frankrik zijn, die nog blindelings gelooven in de waarheid dezer geschiedenisse, welke in de gedenkschriften des vorigen Bewinds staat aangeteekend.’
Jean marie hervagault is de zoon van eenen kleermaker te St. Lo, van eene innemende gestalte, gelaatstrekken, groote overeenkomst hebbende met die van lodewijk XVI, schoon, tenger, levendig, gespraakzaam, vertrouwelijk, spoedig bevattende, en onschuld voordoende op eene meesterlijke wijze; in het kort, een persoon van groote gaven, maar zonder opvoeding. Hij wordt gehouden voor eenen natuurlijken zoon van wijlen den Hertog van valentinois, die landgoederen in Normandije bezat. De vreemde gebeurtenissen der Revolutie bragten zijne zinnen op hol; hij zag, dat velen zichzelven uit de duisternis verheven hadden, en wenschte hetzelfde te doen. In September 1796 ver liet hij zijns vaders huis, en zwierf als een landlooper rond, gevende zich uit voor den zoon van eene familie van rang, door de Revolutie in het ongeluk geraakt. Zijne jeugd, zijn onschuldig voorkomen, en de aannemelijkheid van zijne geschiedenis, verschaften hem overal eene gunstige ontvangst en onthaal. Hij had geen paspoort, maar werd er nooit naar gevraagd. Hij werd stouter, en beproefde het insgelijks, zijnen handel in de steden te drijven. Hij kwam te Cherbourg, doch werd welhaast gepakt als een landlooper. Zijn vader, de kleermaker, hiervan onderrigt, haastte zich hem af te halen, en stond niet weinig versteld, hem rijkelijk voorzien te vinden van geld en juweelen. Hij bragt hem terug naar St. Lo, waar de vurige jonge borst nogtans niet lang bleef, maar spoedig andermaal wegliep, door het departement Calvados zwierf, en, naar ligchaam en geest toegenomen zijnde, tevens zoo veel te schranderder werd in de uitvinding zijner historiën. Hij ging soms door voor zoon eens Prinsen van Monaco, en soms voor den ersgenaam des Hertogs van ursel, in de Nederlanden. Aldus verhief hij zich van stap tot stap, en maakte zichzelven eerlang tot een naastbestaanden van lodewijk XVI, van Keizer jozef II, en van den Koning van Pruissen. Om zijne veiligheid, (want die werd | |
[pagina 78]
| |
bedreigd) reisde hij in vrouwekleederen, voorgevende dat hij zoo even terugkeerde uit Engeland, werwaarts hij eenig geld voor zijnen geëmigreerden vader had gebragt. Vele, zeer vele lieden van rang en opvoeding werden bedrogen; want hij vleide hunne oude vooroordeelen. De dames, in het bijzonder, toonden eene besliste partijdigheid voor hem, omdat hij zich tot háar hart keerde. Zijn avontuur begon eenig opzien te maken, en hij werd andermaal, in vrouwelijken opschik, gevat, en naar de gevangenis te Bayeux, op een afstand van slechts tien uren van St. Lo, gebragt. Zijn vader kwam wederom, om zijn ontslag te bewerken, hetwelk, uit aanmerking van zijne jongheid, goedgunstiglijk werd toegestaan, en de knaap onder het vaderlijk gezag teruggebragt. Nu zou hij het ambacht van kleermaker leeren; eene duldelooze gedachte voor zijnen geest! Hij brak ten derdenmale op. In 1797 zat hij in de diligence, of postwagen, tusschen Laval en Alençon, zeer eenvoudig en behoorlijk gekleed, overeenkomstig zijne kunne. Niet ver van de laatste plaats steeg hij af, en begaf zich naar een dorp ter zijde van den weg, les Joncherets genaamd. Door den nacht overvallen zijnde, verzocht hij kwartier bij een boer, die hem, tot meerder gemak, verwees naar het huis van Mejufvrouw talon lacombe. Aan deze dame verklaarde hij, een van het geslacht van Montmorency te zijn, die een kasteel en landgoederen bezat bij Dreux, maar genoodzaakt was voor zijne vervolgers te vlugten. Zij nam grootelijks deel in zijne omstandigheden, en voorzag hem van geld en kleederen, welke hij beloofde bij zijne terugkomst te Dreux te voldoen. Hier leefde hij eene poos zeer op zijn gemak, speelde de rol van een man van aanzien, en schonk, b.v., den stalknecht, die zijn rijpaard zadelde, een louis d'or. Ten laatste vond hij het geraden heen te gaan, en Mejufvrouw lacombe vergezelde hem tot Dreux, om de waarde terug te nemen van hetgeen zij hem had voorgeschoten. Zij kwamen behouden op de plaats aan; doch beide kasteel en landgoederen waren verdwenen! Kan iets natuurlijker zijn? De Revolutie geeft van alles reden. Vijftig louis d'or armer, en aan ervaring rijker, keerde de dame naar huis terug. De jonge held nam gedurig in stoutheid toe. In de maand Mei 1798 reed hij met den postwagen naar Meaux, slechts | |
[pagina 79]
| |
acht uren van Parijs, en stapte af in de herberg, waar hij dadelijk eenige verversching genoot; maar, geen paspoort hebbende, werd hem nachtverblijf ontzegd. De vrouw van eenen Parijschen koopman, laravine, welke toevallig te Meaux was, kreeg medelijden met hem, en veroorloofde hem in haar pakhuis te slapen. Dit bemoedigde hem om meerdere gunsten te vragen, en hij slaagde. Hij gaf zich uit voor een' rijken pachterszoon te Domery, die gevlugt was om de opschrijving als recruut te ontwijken; en Mevrouw deed hem een geschenk van vier louis d'or, waarop hij eene plaats in de diligence naar Straatsburg besprak. Ruim een uur van Chalons verdween hij, en de postiljon wachtte vergeefs op zijne wederkomst. Hij kwam in het dorp Mery, en poogde zijne geschiedenis te doen gelooven op het kasteel van Guignancourt; doch, verdacht gehouden, werd hij in bewaring genomen, en voor het Vredegeregt te Cernon gebragt. Gevraagd zijnde, wie hij was, gaf hij het geheimzinnig bescheid: ‘Hij had op zoodanige vraag niets te antwoorden.’ Hij werd naar Chalons gezonden, alwaar, andermaal gedrongen wordende zijnen naam te noemen, hij trotschelijk zeide: ‘Gij zult dit maar al te vroeg vernemen!’ Ten laatste zeide hij, hij heette louis antoine jean francois de langueville; dat zijn vader dood was; en dat zijne moeder, Mevrouw sainte emile, woonde te Beuzeville, bij Pont Audemar, in het departement Eure. Men moet bekennen, dat het onmogelijk is, eene leugen omstandiger te vertellen! In de gevangenis van Chalons opgesloten, nam hervagault een air van grootheid en eene geheimzinnige houding aan; hij maakte den nieuwsgierigen gaande, gaf beduidende wenken, en, in het kort, eerlang sluisterde men elkander in het oor: ‘Het is de Dauphin! de Zoon van lodewijk XVI!’ De cipier zelf geloofde het sprookje, en schoot hem geld. Twee koopmansvrouwen uit de steden Saignes en Felize werden in het geheim ingewijd, hetgeen zich spoedig verspreidde, en niemand twijfelde meer. Zijn gelaat, zijne manieren - ‘Gij hebt hem maar te zien,’ riepen de ligtgeloovige zielen uit, ‘om hem op het eerste gezigt te kennen.’ Al de inwoners van Chalons, van de bevoorregte standen, werden van tijd tot tijd vertrouwden en aanhangers gemaakt, en zij allen wedijverden met elkander in de ondersteunig van deze ongelukkige Telg huns Konings. | |
[pagina 80]
| |
Zijne tafel werd dagelijks bediend met lekkernijen van allerlei soort; zijne vertrekken werden met sinaak gemeubeld; meesters werden hem gegeven; de cipier behandelde hem met ontzag en eerbied; de gevangen kreeg de vrijheid rond te wandelen zoo dikwijls het hem behaagde, maar altijd verkleed als eene vrouw; in het kort, zijne gevangenis was, als het ware, herschapen in een lusthuis. Intusschen waren de personen, die in het geheim waren genomen, niet bescheiden genoeg. Een woord, hier en daar in de vreugde hunner harten uitgelekt, wekte de waakzaamheid der overheden; en, nadat deze maskerade twee maanden gespeeld was, had hervagault gestrenger onderzoek door te staan. Met slimheid en gebaren, die zijne woorden schenen tegen te spreken, verklaarde hij nu de zoon te zijn van een kleermaker te St. Lo. De vader werd bij geschrifte gekend; hij staafde de waarheid der verklaring, en de schuldige werd veroordeeld tot eene maand gevangenis. Deze zachte straf werd als eene zegepraal beschouwd door hen, die meenden regt achter het geheim te zijn: gedurende zijne teregtstelling beefden zij, dat de ware afkomst des gevangen de ontdekking niet zou ontgaan. Met oogmerk om hem te behoeden tegen de navorschende waakzaamheid der politie, voorzagen zij hem in overvloed van geld en juweelen, en bevorderden dus zijnen aftogt. Hij was over den uitslag zeer wel te vreden, en begon nu zijne rol te spelen te Vire, in het departement Calvados. Hier maakte hij slechts weinige proselieten, werd spoedig weer gevat, en, met grootere gestrengheid, tot twee jaren gevangenis veroordeeld. Daar de inwoners van Vire hem slechts als een' jongen landlooper beschouwden, zou hij deze twee jaren zeer treurig hebben doorgebragt, hadden niet zijne getrouwe aanhangers te Chalons aangehouden hem te ondersteunen; bij welke gelegenheid de troostrijke Mevrouw saignes den briefwissel bestuurde. Deze vrouw was hem waarachtig genegen, en raadde hem, den tijd zijner gevangenisse te besteden aan de volmaking zijner opvoedinge; maar hij gaf zich toe in den drank, en verliet, ten einde der twee jaren, de gevangenis erger, dan hij haar was ingegaan. Mevrouw saignes kwam zelve hem van Vire naar Chalons, in den boezem zijner getrouwe en ijverige vrienden, afhalen. De luisterrijkste toerustingen waren voor zijne ontvangst in het werk gesteld. Hij kwam, | |
[pagina 81]
| |
ontving gelukwenschen, zag bloemen voor zijnen voet gestrooid, en werd met den onderscheidendsten eerbied behandeid. In het kort, de hoorn des overvloeds was wederom ten rijkelijkste uitgestort over den kleermakers zoon van St. Lo. Toen de politie deze bedrijven ontdekte, vonden zijne medestanders, na beraad, goed, den Dauphin te doen reizen. Zijn weg werd zoo bepaald, dat hij overal vertrouwde vrienden vond, die, vooraf van zijne vooronderstelde hooge geboorte onderrigt, hem al den eerbied betoonden, aan dien verheven stand verschuldigd. Hij was eenmaal te Rheims, tweemaal te Vitry le Français, en dikwijls op verschillende buitenverblijven, waar bals, concerten en feesten van allerlei soort te zijner eere, gegeven werden. Te Vitry was hij prachtig en gemakkelijk gelogeerd ten huize van Mevrouw de rambecour, wier echtgenoot alle zijne voetstappen naauwkeurig volgde, hem met den oplettendsten ijver opwachtte, en hem diende als een knecht. Op St. Lodewijksdag werd hem een keurig feest bereid; zijnde dit het feest van den Heilig, wiens naam hij droeg. De dames zongen liederen, te zijner eere vervaardigd. In de vertrouwde gezelschappen, welke hij bezocht, noemden zij hem steeds: mon Prince! Zijn portret werd verspreid als dat van den Dauphin; en men vertelde, dat de Paus zelf een teeken op zijne dije gedrukt had, om hem te herkennen. Ten laatste ging een brief rond van een' Bisschop, waarin deze bedrogen Prelaat in uitdrukkingen van den diepsten eerbied voor dezen jongen zwerver schrijft, en door zijn voorbeeld menigeen overtuigt, die nog in hun geloof wankelende waren. Reeds was een hof rondom lodewijk XVII gevormd; hij had dadelijk zijne gunstelingen, en zou overgaan om degenen te benoemen, welke de groote ambten van zijne hofhouding zouden bekleeden. Vele namen van gewigt waren daaronder te vinden. Allen gloeiden van geestdrift, en bereidden zich om de grootste opofferingen te doen. Mannen van geboorte en rang hielden zichzelven gelukkig, in staat te zijn het laagste werk van gemeenen dienst voor hem te verrigten. Gierigaards werden verkwisters, opdat zij de eer mogten hebben om hem te onthalen. Het was zeer natuurlijk, dat zoodanige bedrijven het oog eener waakzame politie niet ontsnapten. Fouché werd, te Parijs, onder- | |
[pagina 82]
| |
rigt van al hetgeen te Vitry voorviel; en een bevelschrift maakte een einde aan de klucht. Doch, zelfs gevangen zijnde genomen, gedroeg zich hervagault met eene grootschheid en waardigheid, die allen aanwezigen eene soort van verlegenheid en ontzag inboezemden. Zijne ter neer geslagen vertrouwden omringden hem met den hartelijksten eerbied; een van hen, sterk bewogen, verzocht verlof om hem te omhelzen; de kleermakers zoon stak hem onachtzamelijk de hand toe om te kussen. Reeds den eersten nacht van zijne opsluiting werd een zeer luisterrijk feest in zijne gevangenis gegeven. Er werden pogingen gedaan tot zijn ontslag op borgtogt; doch vergeefs. Alwat verworven kon worden, was, de gestrengheden der gevangenschap zoo veel mogelijk te verzachten. Hij werd bij aanhoudendheid op de kostbaarste wijze bediend, en aan dezen hoogen stijl van leven zoo gewend, dat eenmaal, een kuiken, eene duif, met salade en eene vla opgedischt zijnde tot zijn avondeten, hij goedvond het onthaal gebrekkig te vinden, en wierp met verontwaardiging het geregt tegen den grond. Adnet, de Notaris, noemde hem in zijne gevangenis Monseigneur, en werd gunstiglijk beloond met de benaming van: mon petit page, mon petit valet de chambre d'amitié! Dus speelde hij zijne rol, en steeds met eene houding van de uiterste gewigtigheid. Naar de mis gaande, droeg een knecht zijn gebedenboek en kussen. Hij stelde eenen Secretaris aan, en deed hem in zijnen naam dien van louis charles teekenen. ‘Wanneer iemand een' grooten naam voert,’ zeide hij tot de regters, ‘is hij zeker van aan vervolging blootgesteld te zijn.’ De Maire van Vitry, uit aanmerking van den grooten toeloop des volks, zag zich ten laatste genoodzaakt, hem onder strikter bewaring te brengen, en onderschepte te gelijker tijd den geweldigen voorraad van wijn en goede sier, te zijnen gebruike gezonden. Geen mensch, ten zij volstrekt noodzakelijk tot zijne oppassing, werd toegang vergund zonder een kaartje. Ondertusschen werd zijn vergrijp geenszins beschouwd uit een staatkundig oogpunt, maar louter als eene zaak, behoorende tot de correctionele politie, aan welker onderzoek en bestraffing het derhalve werd overgelaten. Mevrouw saignes was insgelijks gevangen genomen, als zijne medestandster; doch, geen bewijs voorhanden zijnde om haar te overtuigen, werd zij gevolgelijk ont- | |
[pagina 83]
| |
slagen. Hervagault werd, in den aanvang des jaars 1802, veroordeeld tot vier jaren gevangenis, als een bedrieger en misbruiker van de ligtgeloovigheid des volks, en dien ten gevolge opgesloten in het huis van correctie te Ostende. Beiden, de veroordeelde en de procureur generaal, schoon op verschillende gronden, appelleerden bij het Gouvernement tegen dit vonnis. - De zaak zou nu te Rheims behandeld worden, toen eene nieuwe en zeer gewigtige personaadje eensklaps verscheen op het tooneel dezer tragi-comedie.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|