de Geestelijken, Edelen en Steden dier landen zelve slechts ééne stem, de Paus, de Keizer, Frankrijk, Spanje en Engeland elk ééne, en Zweden, Denemarken en Polen te zamen ééne stem gehad hebben.
Behalve deze Monarchale Staten, wilde de Koning nog vier Gemeenebesten in het herboren Europa erkennen; twee met eene Volksregering, de Belgiërs, of Nederlanders, en de Zwitsers, en twee met een Adelbestuur, de Venetiaansche en Italiaansche Republieken. Venetië moest, tegen eene geringe leenhulde aan den Paus, met Sicilië vergroot worden. De Italiaansche Republiek zou zamengesteld zijn uit de Staten van Florence, Genua, Lucca, Mantua, Parma, Modena, Monaco, en eenige andere kleine heerschappijen, en moest den Paus ook jaarlijks een klein bewijs van onderwerping geven. België zou bestaan uit alle de zeventien Nederlandsche Provinciën, in ééne vrije en souvereine Republiek vereenigd, tegen eene zeer geringe leenhulde aan het Duitsche Keizerrijk, om de vijf-en-twintig jaren te betoonen. Men zou dit gebied vergrooten met de Hertogdommen Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravestein, en andere kleine naburige landen; zoo dat de Nederlandsche Staat zich niet alleen tot, maar zelfs over den Rijn moest uitstrekken. Zwitserland, of Helvetië, moest, tegen een gelijk bewijs van onderwerping aan het leengezag des Roomschen Rijks, met Franche Comté, den Elsas, Tijrol, Trente en de omliggende landstreken, die meest allen aan het Huis Oostenrijk toekwamen, vergroot worden.
Tot instandhouding dezer schikkingen, en ter bijlegging van alle geschillen, zou men een' Algemeenen Raad benoemen, bestaande uit zestig personen, vier van elke Mogendheid, die in eene of andere stad te midden van Europa, zoo als Metz, Nancy, of Keulen, zou gevestigd worden. Bovendien zouden er nog drie andere Raden, elk van twintig personen, ingesteld worden, die aan den Algemeenen Raad verslag te doen hadden, welke laatste den verheven' titel van Senaat der