| |
| |
| |
Zes maanden te voren; zes maanden er na!
of: De Franschjes, zoo als er wel meer zijn.
On ne peut contenter tout le monde et son pere.
la pontaine.
Ik ben gewoon alle jaren de maand September op het land door te brengen; voorleden jaar sleet ik haar op het kasteel Belrive, welks nieuwe eigenaar, schoon zeer rijk geworden, de goedheid heeft zich steeds mijn vriend te noemen. Destijds had hij bij zich een deel van zijne familie, welke in de grootste ontsteltenis verkeerde. Gedwarsboomd in hunne belangen, aangetast in hunne betrekkingen, spuwden de bloedverwanten mijns vriends vuur en vlam tegen het Hoofd des bewinds, wiens daden zij algemeen berispten; zij haalden met bitterheid al de ongelukken op, die zijne noodlottige eerzucht over Frankrijk had gebragt, en uitten luide wenschen, dat de Hemel toch eindelijk een blik van genegenheid mogt laten vallen op de omstandigheden van den aardbol, dien hij sedert zoo langen tijd scheen uit het oog te verliezen!
Onder de scherpsten was een Mijnheer de leyri, wien de oprigting der Gardes d'honneur zoo even zijn' laatsten zoon ontrukte. Vader van vier kinderen, had hij ze na malkander naar het leger zien vertrekken, waar allen hunne loopbaan geëindigd hadden. De een was als tweede Luitenant in Egypte omgekomen; de tweede, Kapitein der Ruiterij, was in eenen slag in Spanje gesneuveld; en de derde, Chef de Bataillon, in Rusland gewond zijnde, was in de gevangenissen van Kalouga gestorven. Niets evenaarde de droefheid van dezen ongelukkigen vader, die zoo even, zeide hij, afscheid nam van den laatsten zijner zonen. Wij hadden alle mogelijke moeite, zijne smart een weinig te doen bedaren, door hem te dwingen eene hope te koesteren, die wijzelven niet bezaten.
Min bedroefd dan Mijnheer de leyri, maar verwenschende even zeer als hij het stelsel van ontvolking, door napoleon omhelsd, zag Mevrouw de germancy, zijne schoonzuster, met schrik het oogenblik te gemoet, om hare
| |
| |
eenige dochter uit te huwen. Geen der partijen, die zich aanboden, bevredigden de teedere bezorgdheid dezer moeder. Zij vreesde even zeer voor de gevaren van den roem, als voor de wisselvalligheden van den handel; zij kon even min besluiten, eenen militair tot schoonzoon te nemen, die zich de tweede maand na zijne bruiloft met roem zou laten doodschieten, als een koopman, die het eerste jaar na zijn huwelijk bankeroet zou gaan. ‘Bij den spoed, waarmede men onze jonge lieden wegmaait, zal er niet meer overblijven om onze meisjes uit te trouwen,’ zeide Mevrouw de germancy, met eene uitdrukking van smart, die hare dochter aan het peinzen bragt, en de omstanders deed glimlagchen.
Een dik man, die, uit smaak, zich enkel bezig hield met siantieele speculatiën, de Heer clement, neef van den eigenaar des kasteels, hield niet op, de stremming van den handel te bejammeren, en zich te beklagen over het ledig liggen zijner fondsen. De oorlog verlamde alle ondernemingen; en hij preekte tegen den oorlog met een gevoel van verontwaardiging, welke eene groote liefde voor den vrede aanduidde.
Men kwam alle avonden in eene der zalen van het slot bijeen, en deelde elkander den schralen oogst van nieuwstijdingen mede, welke men gedurende den dag met zorg verzameld had: men begrijpt ligt, dat zij niet zeer geschikt waren om het misnoegen te verminderen, of den haat uit te rooijen, dien men buonaparte toedroeg.... Het ging met hem als met de tirannen der Melodrama's, die men bevende aanziet zoodra zij op het tooneel verschijnen, die men smaadt bij het heengaan, en bedreigt zoodra zij verdwenen zijn.
Een enkel persoon koos moedig de partij des bewinds; hetwas de eigenaar van het slot, wiens neef bij korten Divisie-Generaal was geworden. Volgens Mijnheer duperré, regtvaardigde dE noodzakelijkheid al de daden van buonaparte; hij noemde de bezetting van Spanje een grooten staatkundigen maatregel, den veldtogt van Rusland een stout ontwerp, en de terugkomst van Moskow een welverbonden hertogt. Voor mij, ik vond zijn gevoelen wat gewaagd, maar ik durfde het hem niet zeggen; zijne bewondering was zoo sterk, dat het mij onmogelijk toescheen, dat zij de minste bestrij- | |
| |
ding zou kunnen dulden: de man was, naar mijn denkbeeld, bestemd om onbekeerd te sterven.
In deze stemming waren de geesten, toen ik het slot verliet, om naar Parijs terug te keeren. De gebeurtenissen volgden elkander met zoodanige snelheid op, dat zij, in minder dan een jaar, veranderingen, zonder voorbeeld in de jaarboeken der wereld, hebben daargesteld. Een wettig Koning komt, op de roepstem zijner onderdanen, eene kroon hernemen, zoo lang door de Koningen, zijne voorvaderen, verheerlijkt; de Vrede, zoo dikwijls verworpen uit den schoot van Europa, schiet van zelve toe, om zich naast hem op den troon van Frankrijk te plaatsen; en een enkel mensch maakt in eenen enkelen dag een einde aan de woeling der volken, aan de twisten der vorsten, aan den rouw der natiën!...
Ik zag met groot genoegen den tijd naderen, dat ik gewoon ben mijne bedevaart te doen, en ik beloofde mij voor vast, dit jaar mijn' armen vriend duperré te gaan vertroosten, en mij met zijne bloedverwanten te verheugen.
Met het begin van September begaf ik mij op reis naar het kasteel Belrive.
Zoodra Mijnheer duperré mij zag, liep hij met drift mij tegen; zijn gelaat gloeide van genoegen; hij nam mij in den arm, en verzocht mij eene wandeling met hem in den tuin te doen, alvorens het kasteel binnen te gaan. Verbaasd hem zoo welgemoed te vinden, daar ik gevreesd had hem heel treurig aan te treffen, kon ik niet nalaten op een wreed vermoeden te vallen, en te denken, dat mijn vriend eene of andere booze tijding van den Man van het Eiland Elba had. ‘Wel nu?’ zeide ik al bevende, ‘uw Held heeft uwe bewondering kwalijk gestaafd; buonaparte’ ..... - Spreek mij van hem niet, hernam hij terstond; het is een dwingeland, dien ik altijd verfocid heb. - ‘Ik meende u te hebben hooren roemen op’.... - Zijne stoutheid. - ‘Gij beschouwdet zijne groote daden’ .... - Als misdrijven. - ‘Zijne verheffing....’ - Als eene straffe des Hemels. - ‘Ik verzeker u, Mijnheer duperré, dat gij mij in de maand September des voorleden jaars het gedrag omtrent Spanje hebt afgebeeld’.... - Als eene trouweloosheid. - ‘Den oorlog in het Noorden’.... - Als een dollemansstuk. - ‘Den terugtogt uit Moskow’.... - Als de eerste tuchtiging des grooten misdadigers. Niet dat ik inderdaad niet in een en ander opzigt den man bekwaamheden
| |
| |
hebbe toegekend: hij had een vrij goede tact om lieden van verdienste uit te vinden en te beloonen; hij heeft mijn zoon het kruis van eer geschonken, die hem intusschen niet zetten mogt; zeer natuurlijk, hij nam de gevoelens van zijn vader over! ... Wat mij betreft, ik heb hem niets te danken: hij heeft mij de orde der Reunie gezonden; maar hij was daartoe genoodzaakt door de stem van het algemeen; en bovendien, het was meer om zijnent-dan om mijnent-wil, dat hij het deed. Hij heeft verschrikkelijk met mijn neef geleefd: zoudt gij gelooven, dat hij hem bij zijnen afstand de helft heeft doen verliezen van hetgeen hij hem gegeven had? Ik heb u van zulken man nooit iet goeds kunnen zeggen. Ik zal voorzigtig geweest zijn in mijne uitdrukkingen, omdat onder zijne regering de policie overal hare netten spande; maar in den grond des harte heeft niemand ooit zoo slecht over hem gedacht als ik. - ‘Ach, waarom kan men in den grond des harte niet lezen!’ - ô, Voorzeker! maar daarover wilde ik niet spreken: ik ben verrukt u te zien; ik heb u noodig om de rust onder mijne familie te brengen, die er wel verre af is mijne beginselen te omhelzen. - ‘Hoe!’ - Mijne aanverwanten vertoeven nog op mijn slot; maar wat zult gij zeggen, mijn vriend, wanneer ik u verzeker, dat zij de regering des dwingelands ongaarne missen? - ‘Onmogelijk!’ - Het menschelijk hart is vol van zulke tegenstrijdigheden. Mijnheer de leyri heeft een brief van zijnen zoon ontvangen, die is ontslagen en moet eerstdaags te huis komen; hij is daar wanhopig over. - ‘Wanhopig zijnen zoon weêr te zien? hij,
die zoo bedroefd was bij zijn vertrek!’ - Mijn neef, die naar den vrede zuchtte, schreeuwt het uit, omdat de oorlog geëindigd is. - ‘Waarlijk?’ - Mevrouw de germancy beklaagt den tijd, toen zij hare dochter kon geven aan een Ossicier, die haar weduwe zou gemaakt hebben, alvorens moeder te zijn. Deze lieden doen mij het hoofd draaijen! - Aldus pratende, geleidde Mijnheer duperré mij naar het kasteel; op het oogenblik dat wij binnentraden, hield Mijnheer de leyri den brief van zijnen zoon nog in handen; ik wenschte hem geluk met deszelfs terugkomst. - Och, Mijnheer, zeide hij, beklaag mij veeleer; ik rekende niet meer op dat kind! wat zal ik er van maken? ziedaar zijn stand verloren’ .... - ‘Was het niet zijns ondanks, uws ondanks, dat hij dienst genomen had?’ - Gewis; maar, enfin, het was eene gedane zaak, en ik begreep, dat hij door mijne betrekkingen en een weinig geluk den weg
| |
| |
zou vinden, zoo goed als een ander. Is niet een van zijne broeders Chef de Bataillon gestorven? - ‘Men heeft reden om zich te verheugen, dat hij een gelijk ongeluk ontgaat.’ - Gij moogt zeggen wat gij wilt, men is wel in zijn schik een hoog Officier in zijne familie te hebben. - ‘Voorzeker,’ zegt oogenblikkelijk Mevrouw de germancy; ‘en ziedaar mijne dochter van dat geluk verstoken! Ten minste kon men voorheen Generaals, Kolonels, Staatsraden, en vooral Auditeurs trouwen. Ik weet wel, dat die Heeren in het gemeen het geluk niet mede ten huwelijk aan hunne vrouwen bragten; maar hunne namen, hun rang streelden den hoogmoed en de ijdelheid, en dit genot is niet te versmaden. Bovendien kon men beginnen met een Kapitein te huwen, en van weduwschap tot weduwschap klom men tot een Divisie-Generaal. Die veranderingen hadden wel degelijk hare verdienste. Thans zal men zijn leven moeten eindigen met den eersten man, dien men mag huwen.... Ach!’ voegde zij er al zuchtende nevens, ‘de loopbaan der eere is voor de vrouwen gesloten!’ Ik had haar schoon te bewijzen, dat, volgens haar stelsel van opklimming, de vrouwen niet gelukkig konden zijn dan ten koste hunner mans; zij bleef er niet te minder bij, om de zaak als zeer natuurlijk te beschouwen, en de rampen eener eeuw te beweenen, waarin het zou kunnen gebeuren, dat eene vrouw stierf, zonder weduwe geweest te zijn! Hare dochter scheen mij toe niet van haar gevoelen te zijn; ik meende haar halfluid te hooren zeggen: ‘Ten minste zal ik kunnen kiezen! hetgeen voor een meisje toch altijd aangenaam is.’
‘Och! wat is de eer tegen de fortuin?’ zeide, opstaande, de Heer clement; ‘onder de zeventien of achttien Gouvernementen, die wij gehad hebben, heb ik de mijne vijf of zes malen gemaakt en verspeeld met een gemak, dat ik niet weer zal aantreffen..... De groote rampen sleepten groote opofferingen mede. De landeigenaars, de handelslieden namen toevlugt tot ons om ondernemingen, die dikwijls alle hunne goederen verslonden, maar waarvoor zij tot 15 a 20 ten honderd opnamen. Helaas! thans zal men heel veiligjes en eenvoudigjes handel drijven; men zal het middel der bankeroeten missen om zijne kapitalen te verdubbelen; zoo gij de fortuin wilt najagen, zult gij het betreden spoor moeten volgen, en kiest gij een zijpad, zoo vindt gij de justitie reeds ter halverweg. De ware handel is verloren.’ - Och, dat is wel waar! zeide,
| |
| |
terwijl hij zijn hoed tusschen de vingers frommelde, de tuinman van Mijnheer duperré, die zijnen meester kwam berigten, dat men naar hem vroeg: er is geen negotie meer, en ik ben mee gereneweerd. - ‘Geruineerd?’ zeide met belangstelling en levendigheid Mijnheer de leyri. - Och ja, mijn goed Mijnheer! de afschaffing van de Conscrips breekt mij den hals. - ‘Hoe, jakob! hetgeen het geluk van tien millioenen huisgezinnen uitmaakt....’ - Maakt het ongeluk van het mijne. - ‘Verklaar u.’ - Mijnheer weet wel, dat ik het geluk heb gehad mijn oudsten jongen voor tweeduizend kroonen te verkoopen aan den zoon van Mijnheer de Maire; en ik durf wel zeggen, dat het te geef was, want het was een knappe kerel! Ik had den tweeden aan uw neef afgestaan voor een dozijn zakken franks; en, op het oogenblik dat dit zou aangaan, daar ik nog drie mooije, groote, dikke jongens had, die ik met een zorg had opgevoed..... God help mij! alle kosten verloren.... zie, daar blijven ze voor mijn rekening.... kinderen, die mij onder bonaparte 12 à 15 duizend franks het stuk hadden opgebragt!... Waarachtig, het is hard, mijn goede Mijnheer, op die wijze al het zijne op een stuit te verliezen!
Het discours van jakob maakte op al de gemoederen eenen oogenblikkelijken indruk, dieper dan mijne aanmerkingen waren in staat geweest te doen. Iedereen schaamde zich inwendig, nog met eenige spijt op een bewind terug te zien, waaronder de ontzedelijking tot die hoogte geklommen was, dat een vader zich niet schaamde zijne kinderen op te kweeken om ze te verkoopen!...
De jonge de leyri, die 's anderen daags aankwam, werd nu door zijnen vader met open armen ontvangen, en Mevrouw de germancy beloofde hare dochter, haar vóór het einde des jaars uit te huwen, zonder hare genegenheid tegen te zijn. Uit de blikken, welke de jonge Garde d'honneur haar toewierp, uit het rood, dat de wangen van Juffer elize kleurde, kan men bij voorraad gissen, dat de aanstaande zich wel spoedig zal doen kennen, en dat het huwelijk welhaast zal gesloten zijn. |
|