| |
Gedenkschriften van Renée Bordereau, gezegd Langevin, betreffende haar soldaten-leven in de vendée, door haarzelve verzameld, en, op derzelver verzoek, medegedeeld aan mevrouwen***.
(Uit het Fransch.)
De eer der Fransche wapenen schittert met eenen onsterfelijken luister, te midden van de schande en buitensporigheden der omwentelinge. Wij zijn aan onze overwinningen verschuldigd, niet onder de volken tot den uitersten trap van verachtelijkheid te zijn gedaald. De tijdgenooten weten, en de nakomelingschap zal opmerken, dat, zoo de misdaden, in die beschreijenswaardige dagen bedreven, het werk der partijschappen zijn, de eer onzer legers geheel aan de natie behoort.
Het doorluchtig huis onzer Koningen, zoo langen tijd gebannen uit dit rijk, dat aan hetzelve twee eeuwen roems en voorspoeds verschuldigd was, heeft in zijne ballingschap altijd den moed onzer krijgers vereerd; en heden, alle de misdrijven vergetende, herinnert het zich slechts onze zegepralen en onze ongelukken.
| |
| |
De vrouwen, die, gedurende de beroeringen der omwentelinge, zoo dikwijls eenen heldhaftigen moed, eene verhevene opoffering aan den dag leiden; die den dood trotseerden, om de deugd te wreken, en het staal der moordenaren, om de slagtoffers te redden, - de vrouwen hebben mede in de rijen der dapperen hare heldinnen gehad, aangespoord, min door de zucht tot beroemdheid, dan door die voor het vaderland, en wier meerendeel zich enkel wapende om de regeringloosheid te bestrijden en de zaak der Koningen te verdedigen. Zij onderscheidden zich vooral in den oorlog der Vendée, waar Franschen, voor de wederoprigting van den troon en het altaar gewapend, tegen Franschen vechtende, die de verpligting tot gehoorzaamheid niet konden beredeneren, van zelve eene lange en bloedige reeks van voorspoed en rampen moesten aanbieden.
Onder deze strijdhaftige heldinnen, zoo standvastiglijk getrouw aan haren Souverein, wie de zwakheid eener vreesachtige en teedere kunne op het slagveld nooit verried, zal men in den eersten rang moeten plaatsen renée bordereau, gezegd langevin.
Van arme, maar niet gemeene, ouders geboren, in het dorp Soulaines, bij Angers, had zij twee-en-veertig personen van hare familie in de eerste tijden van den opstand zien omkomen; en haar vader werd zoo even onder hare oogen vermoord, toen zij, in hare wanhoop, zwoer, hem te wreken. In mansgewaad, met een snaphaan met twee loopen, vertrok zij naar de Vendée, waar zij, schoon ze hare kunne onder den naam haars broeders hiacinthe bedekte, welhaast alleen bekend was onder dien van langevin. ‘Ik nam,’ zegt zij, ‘het besluit, mijn ligchaam den Koning te obetreffenderen, mijne ziel Gode te wijden; en ik zwoer te zullen vechten tot den dood of de overwinning.’ In de eerste gevechten voelde zij haren moed wankelen, en riep, met de armen ten hemel uit- | |
| |
gestrekt: Goede God! zult gij mij niet meer harts geven, om uwe vijanden te bestrijden? - ‘Sedert dien tijd,’ vervolgt zij, ‘heb ik voor niets meer gevreesd.’
Wij zullen onze heldin op de verbazende loopbaan harer togten slechts ter loops volgen. Zij diende onder de Heeren de lescure, de bonchamp, de la roche-jaquelin, stofflet, den Prins de talmont. Zij bevond zich bij de veldslagen van Thouars, van Saumur, van Mans, van Savenai; bij het beleg van Nantes, van Angers; bij meer dan tweehonderd gevechten, waar zij zich, gedurende zes jaren, onderscheidde door eenen geestdrijvenden moed, die naar eenen geweldigen hartstogt der ziele geleek, welken de enkele liefde tot den roem niet kon inboezemen.
Altijd bij de voorhoede en op de gevaarlijkste posten, het zij te paard of te voet, de laatste op het slagveld, besliste zij de overwinning, of verzekerde, op ongelukkige dagen, den terugtogt, nam de gewonden achter zich op het paard, en vocht al vlugtende. Door haar voorbeeld en hare standvastigheid schraagde zij de ter neêrgeslagen geesten in tegenspoed. Altijd onvermoeid, mogten hare makkers voor de behoefte aan rust bezwijken - zij waakte gedurende derzelver slaap. Zij mogten door eenig gevaar bedreigd worden - zij offerde zichzelve op, om hen daartegen te beschermen. Zoo, in dezen bloedigen en verderfelijken oorlog, renée bordereau met woede vocht; zoo zij zich altijd verschrikkelijk, soms onverbiddelijk, jegens hare vijanden toonde, zij bezigde ten minste even zoo veel ijver als menschelijkheid om de haren te beschermen. Zij stelde duizend malen haar leven bloot, om gebannenen te verlossen, gewonden, grijsaards, vrouwen, kinderen te behouden. Meermalen zag men haar, na de verstrooijing der korpsen, die met haar vochten, wanneer officiers en soldaten tot hunne haardsteden teruggekeerd, of verborgen waren in de bosschen, de dorpen en velden doorloopen, derzelver ontmoedigde
| |
| |
inwoners weer opwekken, ze nogmaals vereenigen, en naar nieuwe gevaren vliegen; hebbende geene andere eerzucht, geene andere gedachte, dan die van de herstelling der Monarchij en de zegepraal van den Godsdienst te verzekeren.
In haren eenvoudigen en naïven stijl, schildert zij met eene ontzettende waarheid al het verschrikkelijke der burgeroorlogen. ‘De Republikeinen,’ zegt zij, ‘werden aangevoerd door hunnen Generaal du houx; terwijl wij werden aangevoerd door zijnen eigen broeder, den Ridder du houx, een onzer dapperste hoofden.’ Een gevecht beschrijvende, des avonds in de heide, bij Laval, geleverd, voegt zij er bij: ‘Wij waren dermate onder den vijand verward, dat wij patronen uit dezelfde kisten haalden, elkander niet onderkennende dan bij het licht van den snaphaan.’
Nimmer toonde men in openbare verschelen zoo vele hardnekkigheid en zoo veel woede. Het was een krijg ter verbranding en uitrooijing. Die van de Conventie hadden het zoo gewild. Hunne dekreten waren verschrikkelijk. Het revolutionair bewind, in de Vendée alle zijne verwoedheid uitputtende, zocht minder te overwinnen dan te verwoesten, en volvoerde dat afschuwelijk en wijduitgestrekt ontwerp van ontvolking, gevormd door kannibalen, die waanden hun leven niet te kunnen beveiligen dan door moorden, en niet wisten te regeren dan door den dood.
Op den geheelen linker oever der Loire, waren de steden, de burgten en hutten aan de vlammen ter prooije gegeven. Men vocht op ruïnen, of in woestenijen. De krijgsgevangenen werden in massa doodgeschoten, of te Nantes, aux Ponts de Cé of te Angers verdronken. Wij hebben aan het hoofd van brieven dit ontzettend opschrift gedrukt gezien: Dood den Intriganten en nutteloozen!.... De woede ontstak de wanhoop; de wraak voerde de wedervergelding aan. Renée langevin kon bij dezen geweldigen roes van bloed
| |
| |
en slagting niet bedaard blijven. ‘Ik vond,’ zegt zij, ‘mijnen oom aan het hoofd eener republikeinsche compagnie. Mij herinnerende, dat hij aan het hoofd der genen was, die mijnen vader vermoord hadden, dat hij den goeden pastoor van ons dorp verjaagd had, en dat, zoo hij gekonnen had, hij tot den laatsten der Koningsgezinden zou hebben ontzield, geraakte ik in zoo hevige woede, dat ik hem den hals afsneed, zonder dat ik hem heb hooren kikken.’
Zij duidt immer de Republikeinen aan met den naam van Blaauwen: dus noemde men ze in de Vendée. ‘Te St. Lambert,’ meldt zij nog, ‘betrapte ik er vier, die ik met eigen hand doodde. Een hunner had een kind van omtrent zes maanden, met twee kuikens, aan zijne bajonet geregen!’.... In een gevecht bij de Ponts de Cé doodde zij een-en-twintig vijanden. ‘Ik wierp mij zoo sterk in het gedrang, dat mijn paard eenen bajonetsteek aan den hals ontving, en ik zelf sabelde links en regts met zoo groote hitte, dat ik het ook eene wond aan het regterbeen toebragt; maar dit alles belette het niet, te loopen.’ Dikwijls verliet zij, om te voet te vechten, haar paard, dat dan vastgehouden werd door den Abt ferré, of den Abt sigogne de sablé. Op zekeren dag, slechts vijf-en-twintig man op de Ponts de Cé bij zich hebbende, maakte zij een zoo sterk vuur op de Republikeinen, levendig vervolgd door de Koningsgezinde armee, dat zij zich in de Loire wierpen, en er kwamen meer dan een duizendtal op deze wijze om. ‘Ik herinner mij,’ zegt de heldin, ‘dat hunne hoeden den oever bedekten.’ Korten tijd daarna verloste zij 450 priesters, die op den berg St. Michel waren opgesloten. Eene andere keer redde zij 800 vrouwen, die te Chemillé zouden verworgd worden. ‘Ik verklaar,’ schrijft zij, ‘dat ik nooit met zoo veel woede gevochten heb, als bij deze gelegenheid. De woestheid der Republikeinen had mij tot razernij ver- | |
| |
voerd, en ik heb twee in een zelfde oogenblik afgemaakt, den een door een pistoolschot, den ander door een sabelhouw.’
Men ziet uit deze korte aanhalingen uit de Gedenkschriften van renée bordereau, dat zij de kunst van vechten beter nog verstaat dan de kunst van schrijven. Haar stijl is altijd onnaauwkeurig, maar dikwijls krachtig; de daadzaken zijn vermeld met de juistheid en openhartigheid van een' soldaat. Ondertusschen heerscht deze juistheid niet in de dagteekeningen. De tijdrekening schijnt wat verward in het hoofd der krijgster, uit hoofde dat haar verslag uit het geheugen is geschied, achttien jaren na de gebeurtenissen. De uitgever berigt ons, dat dames, door haren rang en haren geest onderscheiden, aan renée bordereau het verslag harer veldtogten gevraagd hebbende, ‘besloten werd, dat men dit verslag bij al deszelfs eenvoudigheid zou bewaren; dat men zelfs de taalfouten niet zou verbeteren; en dat, uit eerbied voor het karakter der waarheid, welk op hetzelve gedrukt is, men het algemeen een tafereel zou aanbieden, zekerlijk grof en onvolmaakt, maar waarin de geloofwaardigheid en rondheid der schrijfster zich in al haren glans zouden vertoonen.’ Men zal deze weinig bearbeide schilderij zonder versierselen, door de heldin zelve vervaardigd, liever hebben, dan of dezelve door een lid der Akademie bijeengebragt, beschaafd en veranderd ware.
Na de bevrediging van de Vendée, werd renée langevin vervolgd, bewaakt, meermalen opgesloten. Hare kunne was nog niet bekend. Het scheen, dat zij geenen vrede goedkeurde, die het altaar ongeeerd, den troon omvergeworpen liet. ‘Op mijn hoofd,’ zegt zij, ‘was al meermalen een prijs gesteld door de Republikeinen, zoo wel in Bretagne als in de Vend e. Er werd, in alle gemeenten, aangeplakt, dat men mij kon dooden en in stukken houwen, overal waar men mij zou ontmoeten, en de
| |
| |
gene, die mijn hoofd leverde, zou veertigduizend franken ter belooning hebben.’ Zij nam de wapenen weer op in 1799, en na den dood der Generaals charetten en stofflet was zij genoodzaakt zich te versteken. ‘Ik was eindelijk zoo ongelukkig geworden,’ zegt zij, ‘dat ik er toe gebragt was, om gedurende den nacht met een paard kalk te rijden, om het noodige levensonderhoud te winnen.’ Welhaast werd zij gevat, en van eene misdaad beschuldigd, waaromtrent zij zich niet kon regtvaardigen, dan door hare kunne te doen kennen. In gaten geworpen, gedurende achttien maanden opgesloten met zinneloozen, geketend en naar den berg St. Michel gevoerd, geen ander voedsel hebbende dan roggebrood, en water van den hemel, in bakken bewaard, heeft zij hare vrijheid, na vijf jaren gevangenis, niet terug gekregen, alvorens Frankrijk, in de terugkomst der bourbons, den vrede en het geluk wedervond.
De Gedenkschriften van renée bordereau zijn versierd met twee omtrekplaten, welker eene de heldin verbeeldt als Vendeesch ruiter, en de andere als vrouw, met de decoratie van de Lelie, die haar door Z.K.H. den Hertog van berry is geschonken.
Het gunstig onthaal, dezer heldinne door Z.M. en de Prinsen der Koninklijke familie aangedaan, heeft haar vertroost over hare rampen en lange gevangenschap. De lezing harer Gedenkschriften, de ongelukken doende kennen, die het gevolg van burgeroorlogen zijn, zou, zoo het mogelijk ware, nog de gehechtheid der Franschen vermeerderen aan hunnen wettigen Souverein, en tevens de verontwaardiging, waarmede het algemeen gevoelen die lieden vervolgt, welke, in hunne verschrikkelijke ontzindheid, ons nogmaals zouden willen storten in den bloedigen chaos eener omwentelinge. |
|