stuk loopt geregeld af. De intrigue met de vrouw en den zoon van den Kommandant doet de vereischte werking, staat met de hoosddaad in een naauw verband, en is te meer belangrijk, omdat zij het karakter van den hoofdpersoon, den Gouverneur van rabenhaupt, te schooner doet uitkomen. De amourette tusschen den Kapitein der Studenten en de dochter des Gouverneurs beviel ons minder, en schijnt er alleen te zijn ingelascht, omdat er toch eene amourette in het Tooneelstuk moest zijn. Enkele bijzonderheden, welke wij als fictie beschouwen, behaagden ons niet; doch wij schromen er aanmerkingen op te maken, daar wij niet weten, of dezelve misschien ook op kronijken of overleveringen, waarvan de Schrijver partij heeft kunnen trekken, gegrond zijn. De dictie is meestal zuiver, doch de spelling niet zeer correct. Het tweede Bedrijf is vooral goed uitgewerkt. Het achtste en negende Tooneel zijn bijzonder fraai. Het karakter van Mevrouw van rabenhaupt is fiks ontworpen. In de voorstelling van haar kind schijnt ons de Schrijver te ver van de Natuur te zijn afgeweken. De Gouverneur zelf, die vooral belang verwekt, verloochent zijne waardigheid geheel in het 5de Tooneel van het 3de Bedrijf. Uitdrukkingen, als: de hel is zijn hoofdkwartier, voegen niet in den mond van dezen man, vooral niet in de gemoedsgesteldheid, waarin hij zich toen bevond. Nog minder voldeden ons zijne uitroepingen, op bladz. 103. Men verbeelde zich, een' zeer achtbaar' krijgsheld, die over den vermoedelijken dood van zijne gade en zijn kind in wanhoop is, te hooren uitroepen: ‘Mijn zoon! teeder spruitje, vreugde mijner dagen! heeft de zeis des doods u reeds afgemaaid,’ enz. In het algemeen zoude men kunnen aanmerken, dat de Schrijver zijne personaadjes niet overal met de vereischte
waardigheid doet spreken.
Eindelijk - de smaak, om de ernstigste tooneelen met zoogenaamde grappige aardigheden op eene bonte wijze af te zetten, is niet de onze. Deze smaak, welke ook hier heerscht, en het anders verdienstelijke werk ontsiert, walgt vooral in een deftig historisch stuk. Hoe veel is hier niet geschreven, dat met de hoofddaad in geen verband hoegenaamd staat, en alleen dient, om de gapende menigte te amuseren! Het 11de, 15de, 16de, 17de en 18de Tooneel van het 1ste Bedrijf behooren hieronder, en het 7de Tooneel van het 3de Bedrijf