ken van het verrigtte, in een verslag, te kunnen spreken!
Even zoo leert men 's mans roofzucht hier kennen, en ziet den trap tot zijnen en der zijnen ontzaggelijken rijkdom door een zelfde bloedig en goddeloos licht bestralen. Zijne onregtvaardigheid, zijne valschheid, zijn trots; alles, alles ontplooit zich reeds hier op eene onmisbare wijze. Welk een werktuig in de hand van het goddelooze Directoire! - welk een regtgeaard uitbroedsel der Fransche omwenteling, met vrijheid in den mond en geweld in beide de handen! - welk een spoedig gerijpte kweekeling van het wetteloosste despotismus, nu reeds zijne meesters ontwassen, hunne bevelen verachtende, en bijna op eigen hand oorlog en vrede voerende! De Schrijver maakt er zijn werk van, de taal, destijds door hem gebezigd, te vergelijken met latere stukken, uit 's Keizers kabinet en kanselarij uitgevaardigd. En waarlijk, dit geeft stof tot aanmerkingen, die allertreffendst zijn. Wat rol heeft dit monster niet gespeeld! Welke middelen heeft hij gebezigd om zoo hoog te stijgen! Wie verwezenlijkte ooit, als hij, het beeld des Satans, den vader leugen, den moordenaar van den beginne? Met eenige talenten, maar alle mogelijke ondeugden, door niets te ontzien, alles op het spel te zetten, door verrassing, overbluffing, oversnorking, jaagt hij naar zijn wit; en het geluk dient hem, het geluk doet zijne list slagen, tot - hij deszelfs gunst zou vermoeid hebben. Ja, niet slechts Veldheeren verschalkte, Gouvernementen imponeerde, en Staten ontkleedde hij naar zijn welgevallen. De geheele wereld werd door hem bedrogen; het openbaar gevoelen bond hij aan zijne zegekar; Frankrijk, Italië, Holland, deed hij zijnen roem trompetten, terwijl zij zijnen voet op hunnen nek gevoelden! Hoe lang werd hij door ons als een waarlijk groot man, als het onnavolgbaarste genie beschouwd! Hoe stonden wij verbaasd, toen wij, hem in ons midden ziende, geenen apollo, geenen zigtbaren held, maar eenen ellendigen ketellapper, eenen grommenden beer in
hem te zien en té hooren kregen! En echter, dit was nog niet genoeg, om onze vooringenomenheid te dooden? - Welaan, men bewondere hem steeds! bewondere de groote natie! bewondere hare omwenteling! Zij zijn, inderdaad, allen vreemde verschijnsels, die, door gunst der omstandigheden, eene ontzaggelijke rol hebben gespeeld. En waarom zou men wijzer willen zijn dan de volken, die den Duivel aanbidden?