Lotgevallen van Herman Streit, gedurende zijnen dienst onder de Pruissische Landweer. Naar het Hoogduitsch, door A. Bruggemans. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. 1815. In kl. 8vo. 260 Bl. f 2-4-:
Wij haasten ons met de aankondiging van dit werkje, omdat het ons gegeven wordt als eene ware geschiedenis, en alzoo, hoe naderbij aan het tijdvak der eerste redding van Europa uit den dwang van den afschuwelijksten dwingeland het gelezen wordt, des te belangrijker het wezen moet; en vooral, omdat wij de aandacht van den lezer willen vestigen op den onbegrijpelijk lagen en koelen euvelmoed van den Franschen soldaat in het Pruissische, waardoor dat alles, wat men goedvindt elkander in het oor te luisteren omtrent eene niet al te beleefde behandeling, welke de Franschen nu op hunne beurt van den Pruissischen krijgsman zouden ondervonden hebben, zoo al niet volkomen verontschuldigd, echter zeer begrijpelijk wordt; en voor het minst niemand, die tot de weleer groote natie behoort, wat er ook moge gebeurd zijn, eenige aanspraak heeft op het doen van het allerminste beklag voor zoodanige regtbank, die het oog om oog en tand om tand wil doen gelden; en de Franschman alzoo ook voor het vervolg geen ander beroep overhoudt, dan dat van: genade en geen regt! Ook was het ons, die de beslissing der inderdaad edelmoedige Vorsten niet zijn vooruitgeloopen, en die geenszins met de zoodanigen instemden, die gedurig den mond vol hadden van harde, of voor het minst bij zoo edelmoedige Vorsten onbegrijpelijke, beschikkingen, bijzonder opmerkelijk, hetgeen in dezer voege hier letterlijk voorkomt: ‘Het behoort uitdrukkelijk vermeld te worden, dat zich achter de Fransche armée’ (die onder het bevel van ney over de Elve trok en zich naar Berlijn rigtte) ‘eene verbazende menigte van saksische boerenwagens bevond, bestemd, om, na het innemen der hoofdstad, de geroofde